employment

News Update Employment & Pensions

Laatste ontwikkelingen Pensioenakkoord en NOW
22 December 2020
22 december 2020

Begin juni 2019 is een pensioenakkoord bereikt. In dit akkoord hebben het kabinet en de sociale partners samen afspraken gemaakt over de vernieuwing van het pensioenstelsel. Deze afspraken zijn nader uitgewerkt en hebben geleid tot een aantal wetsvoorstellen.

Vorige week is het concept wetsvoorstel Toekomst Pensioenen gepubliceerd en is bekend geworden dat de invoering van de 'Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen' is vertraagd.

Pensioenontwikkelingen

Pensioenakkoord
Begin juni 2019 is een pensioenakkoord bereikt. In dit akkoord hebben het kabinet en de sociale partners samen afspraken gemaakt over de vernieuwing van het pensioenstelsel.

Het wetgevingspakket dat voortvloeit uit het Pensioenakkoord bestaat uit drie wetsvoorstellen: Wet temporisering AOW, Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en Toekomst Pensioenen.

Wet temporisering AOW
De Wet temporisering AOW is reeds in werking getreden per 1 januari 2020. Hierdoor is de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 bevroren op 66 en 4 maanden, in plaats van de eerder afgesproken leeftijd van 66 en 8 maanden. Vanaf 2022 stijgt de AOW-leeftijd weer. Daarna zal de AOW-leeftijd met 8 maanden stijgen per jaar dat we langer leven, in plaats van een jaar.

Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen regelt:
  • de mogelijkheid tot een eenmalige uitkering van tien procent van het pensioenvermogen bij pensioeningangsleeftijd ("lumpsum");
  • een tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing bij vervroegde uitdiensttredingsregelingen; en
  • uitbreiding van de mogelijkheden tot fiscaal verlofsparen.

Lumpsum
De eenmalige uitkering ("lumpsum") is een gedeeltelijke afkoop van het pensioenvermogen. Dat is thans niet mogelijk. Omringende landen kennen echter wel een mogelijkheid tot gedeeltelijke afkoop van het pensioen voor bepaalde doelen. Om dit ook voor Nederland mogelijk te maken zijn er wetswijzigingen nodig om te voorkomen dat er fiscale strafheffing plaatsvindt bij het uitkeren van een deel van het pensioenvermogen. De pensioenuitvoerder van de deelnemer is verplicht om het verzoek tot afkoop toe te staan, als er is voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • de afkoop bedraagt maximaal 10% van de opgebouwde waarde;
  • de afkoop mag alleen plaatsvinden op pensioendatum;
  • er mag niet tegelijkertijd gebruik gemaakt worden van de zogenaamde hoog/laag constructie waarbij de uitkeringen kunnen variëren in hoogte; en
  • het resterende pensioen moet hoger zijn dan de wettelijke afkoopgrens (jaarlijks ca € 485).

Op het laatste moment is nog een belangrijke wijziging doorgevoerd. Met een nota van wijziging heeft minister Koolmees voorgesteld dat bij de opname van een pensioenbedrag ineens de afkoop in bepaalde gevallen ook op één ander vast moment kan plaatsvinden. Gekozen is voor een systeem waarin de deelnemer – voorafgaand aan zijn pensioeningangsdatum – de keuze krijgt om het bedrag ineens tot uitkering te laten komen op de pensioeningangsdatum of in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde AOW-gerechtigd wordt. Wel blijft het één keuzemoment.

De beoogde datum inwerkingtreding van dit deel van deze wet is 1 januari 2022 en wordt na twee jaar geëvalueerd.

RVU
Een regeling voor oudere werknemers waarmee zij in staat worden gesteld de periode tot hun AOW-leeftijd of pensioendatum te overbruggen kan kwalificeren als een regeling voor vervroegde uittreding ("RVU"). Als dat het geval is, is de werkgever een zogenaamde pseudo-eindheffing van 52% over de vergoeding verschuldigd. Om oudere werknemers tegemoet te komen, voorziet het pensioenakkoord in een drempelvrijstelling voor de RVU-strafheffing voor de periode 2021 tot en met 2025. Deze drempelvrijstelling houdt in dat een werkgever géén strafheffing verschuldigd is indien:
  • de uitkering start binnen de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd en mag maximaal drie jaar duren;
  • de bruto vergoeding niet hoger is dan een nader vast te stellen drempelbedrag (€ 1.847 per maand, € 22.164,- per jaar).

Bedraagt de vergoeding meer dan het drempelbedrag, dan is de werkgever over het meerdere de RVU-strafheffing verschuldigd. Dat geldt ook als de vervroegde uittreding eerder dan drie jaar voor de AOW-leeftijd ingaat. De tijdelijke versoepeling van de RVU-strafheffing faciliteert met name de totstandkoming van regelingen voor vervroegde uittreding voor werknemers met lagere lonen. Ontvangt een werknemer een hoger loon, dan komt de vergoeding meestal boven het vrijgestelde drempelbedrag uit en is de werkgever over het meerdere de RVU-strafheffing verschuldigd.

Uitbreiding verlofsparen
Deze huidige fiscale mogelijkheid tot het sparen van fiscaal gefaciliteerd vakantie- en compensatieverlof wordt verhoogd van vijftig naar een verlofspaarsaldo van honderd weken. Dit fiscaal verlof kan gebruikt worden voor vervroegde pensionering, maar ook voor bijvoorbeeld zorg- of sabbaticalverlof.

Uitstel Invoering Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
De Eerste Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel ‘Bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ uitgesteld tot 12 januari 2021. Het wetsvoorstel kent wel terugwerkende kracht tot 1 januari 2021.

De fiscale consequenties van dit uitstel zijn dat betalingen in het kader van een RVU die de werkgever doet in de periode vanaf 1 januari 2021 tot het moment waarop de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen, worden getoetst op basis van de tekst van artikel 32ba, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB), zoals deze op het moment van betalen van toepassing is. Dit heeft tot gevolg dat uitkeringen, bijdragen of premies worden beschouwd te zijn gedaan of voldaan op het tijdstip waarop zij zijn betaald of verrekend, ter beschikking zijn gesteld of rentedragend zijn geworden. Op dat moment is ook de eindheffing als bedoeld in artikel 32ba, eerste lid, Wet LB, verschuldigd.

Na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer en inwerkingtreding (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2021, kan een werkgever alsnog een beroep doen op de RVU-drempelvrijstelling. Aandachtspunt is dat over betalingen in het kader van een RVU die de werkgever doet in de periode vanaf 1 januari 2021 tot het moment waarop de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel, eindheffing is verschuldigd. Correctie daarvan kan plaatsvinden zodra het wetsvoorstel met terugwerkende kracht is ingegaan.

Concept wetsvoorstel Toekomst Pensioenen
Inmiddels is op 16 december 2020 het concept wetsvoorstel Toekomst Pensioenen gepubliceerd. Dit is de eerste fase in het wetgevingsproces van het Pensioenakkoord. De consultatiefase is bedoeld om alle belanghebbende partijen uit het pensioenveld (en dat zijn er vele) de kans te bieden om reacties te geven, vóórdat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gaat. Naar verwachting gaat het wetsvoorstel vóór de zomer van 2021 naar de Tweede Kamer.

Enkele belangrijke punten uit het concept wetsvoorstel:
  • Werkgevers en sociale partners moeten uiterlijk 1 januari 2024 een keuze maken voor een nieuwe pensioenregeling op basis van het beschikbare premiesysteem. Gekozen moet worden tussen twee soorten premieregelingen: het ‘nieuwe contract’ of de ‘verbeterde premieregeling’. Uiterlijk 1 januari 2026 moeten alle regelingen zijn aangepast aan het nieuwe wettelijk kader. Bestaande salaris-diensttijdregelingen (zoals eind- en middelloonregelingen, al dan niet gefinancierd met een vaste of maximale premie (CDC-regelingen), kunnen na 1 januari 2026 niet langer worden voortgezet.
  • Werkgevers en sociale partners maken een transitieplan voor de overstap naar de nieuwe regeling. De pensioenuitvoerder verstrekt daarbij informatie.
  • Indien nodig moeten deelnemers 'adequaat' gecompenseerd worden voor de overgang naar de nieuwe regeling. De transitie dient echter wel kostenneutraal plaats te vinden. In het transitieplan moet worden aangegeven hoe de overgang naar de nieuwe regeling voor werknemers plaatsvindt.
  • Vanaf 1 januari 2024 worden de nieuwe afspraken geïmplementeerd door de pensioenuitvoerders. Vóór 1 januari 2026 moet de implementatie afgerond zijn.
  • De beschikbaar te stellen premie voor ouderdoms- en partnerpensioen na de pensioendatum wordt vooralsnog (fiscaal) begrensd op ten hoogste 30% van de pensioengrondslag. Dit geldt voor alle pensioenregelingen. De kosten voor risicoverzekeringen en uitvoering komen daar nog bovenop.
  • Iedere werknemer krijgt een individuele kapitaalopbouw waarmee op de pensioendatum een vast of variabel pensioen wordt ingekocht.
  • Iedere werknemer, ongeacht zijn of haar leeftijd, krijgt binnen de pensioenregeling van de werkgever recht op eenzelfde percentage pensioenpremie.
  • Voor premieregelingen en verzekerde middelloonregelingen die reeds voor 1 januari 2022 bestaan en die zijn gebaseerd op een ‘progressieve’ premiestaffel komt een overgangsregeling. Onder voorwaarden kunnen premieregelingen met een progressieve staffel ook na 2026 worden voortgezet voor bestaande werknemers.

Actualiteiten NOW

Uitstel versobering NOW
In onze News Update van 1 oktober 2020 schreven we over de voorwaarden waarop werkgevers tegemoetkoming in de loonkosten kunnen aanvragen onder de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3.0).

NOW 3.0 loopt van 1 oktober 2020 tot op 1 juli 2021 en is ingedeeld in drie tijdvakken. Omdat NOW 3.0 voortbouwt op de eerdere aanvraagperiodes van NOW 1.0 en 2.0 wordt in NOW 3.0 gesproken over de derde, vierde en vijfde tranche:
  • NOW 3.1: van 1 oktober 2020 tot 1 januari 2021 (3e tranche)
  • NOW 3.2: van 1 januari tot 1 april 2021(= 4e tranche)
  • NOW 3.3: van 1 april tot 1 juli 2021 (= 5e tranche)
Het was de bedoeling dat vanaf de 4e tranche van NOW 3.0 enkele versoberingen zouden worden doorgevoerd. Deze versoberingen hielden in dat per tranche (i) de eis voor omzetdaling zou stijgen, (ii) het vergoedingspercentage zou dalen en (iii) de mogelijkheid om de loonsom te laten dalen, zou toenemen.

Op 9 december jl. is bekend gemaakt dat, gezien de opleving van het coronavirus na de zomer en de gevolgen die de overheidsmaatregelen hebben voor de werkgelegenheid, de versoberingen zullen worden uitgesteld. Dit betekent dat NOW 3.2 gelijk blijft aan NOW 3.1.

Door het pakket niet af te bouwen, blijft in NOW 3.2:
  • Het maximale vergoedingspercentage 80% van de loonsom in plaats van 70%
  • Het minimale omzetverlies om voor de NOW in aanmerking te komen 20 % en wordt nog niet verhoogd naar 30%
  • De loonsomvrijstelling 10%

Verduidelijking omzetbegrip binnen de NOW
Werkgevers hebben het afgelopen jaar bij de aanvraag van het voorschot op de NOW een geschat omzetverlies moeten opgeven. Nu NOW 1.0 definitief moet worden vastgesteld, moeten werkgevers het daadwerkelijke omzetverlies gaan berekenen.

Omdat er veel vragen blijken te worden gesteld over wat nu wel of geen omzet is voor de NOW, is een bijlage gepubliceerd waarin meer uitleg wordt gegeven van het omzetbegrip binnen de NOW. Hierbij is ook een aantal verduidelijkende voorbeelden opgenomen. Zie voor uitleg ook de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants.

Referentie en aanvraagperiodes van NOW 3.0
De aanvraagperiode voor NOW 3.1 verliep op 13 december 2020. Vanwege de lockdown is het sinds 15 december jl. 9:00 uur weer mogelijk om de tegemoetkoming in loonkosten aan te vragen, tot en met 27 december 2020. Werkgevers die nog geen subsidie hadden aangevraagd over deze periode, kunnen dit nu alsnog doen. Als de werkgever geen aanspraak heeft gemaakt op de NOW 2.0 kent de NOW een bepaling waardoor de werkgever de periode waarover het omzetverlies wordt berekend kan laten ingaan 1 oktober, 1 november of 1 december 2020. De verzwaarde lockdown valt desgewenst dan volledig in dit tijdvak.

Zie voor meer informatie de website van de Rijksoverheid.
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel