hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 51

HR vernietigt arrest over beslag op vermogen van een Kazachse vennootschap voor een vordering op aandeelhouder Kazachstan
21 December 2020
21 december 2020

Civiel

HR vernietigt arrest over beslag op vermogen van een Kazachse vennootschap voor een vordering op aandeelhouder Kazachstan
Schuldeisers van Kazachstan hebben beslag gelegd op aandelen gehouden door Samruk, een Kazachs sovereign wealth fund waarvan Kazachstan enig aandeelhouder is. Samruk vordert opheffing. Voor het geval de schuldeisers verhaal zouden kunnen nemen op Samruks vermogen, doet zij een beroep op immuniteit van executie. Het hof verwierp dat beroep. De HR vernietigt en overweegt dat op grond van het volkenrecht voor goederen van een vreemde staat een vermoeden van immuniteit van executie geldt. Dat vermoeden wijkt alleen indien is vastgesteld dat de desbetreffende goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Het is aan de executant het vermoeden van immuniteit te ontkrachten. Uit deze regels volgt dat immuniteit van executie niet is beperkt tot goederen waarvan de onmiddellijke bestemming een publieke is. Volgens de HR is ook niet duidelijk waarom, zoals het hof had geoordeeld, als vaststaand kan worden aangenomen dat de door Samruk gehouden aandelen een andere bestemming hebben dan een publieke bestemming. Dat de opbrengsten uit de aandelen bestemd zijn de nationale welvaart van Kazachstan te vergroten, wijst juist erop dat deze een publieke bestemming hebben.

ECLI:NL:HR:2020:2103

Civiel

Schorsing geding wegens faillietverklaring op grond van art. 29 Fw
Art. 29 Fw bepaalt dat voor zover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, het geding na de faillietverklaring wordt geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie van de vordering betwist wordt. Deze bepaling moet volgens de HR aldus worden uitgelegd dat deze ook van toepassing is in geval dat op het tijdstip van de faillietverklaring reeds uitspraak is gedaan en tegen die uitspraak een rechtsmiddel wordt aangewend, maar het geding nog niet aanhangig is bij de rechter die kennisneemt van het rechtsmiddel. Het geding wordt dan van rechtswege geschorst met ingang van het tijdstip waarop het geding aanhangig is bij de rechter die kennisneemt van het rechtsmiddel. Voor de toepassing van art. 29 Fw is niet van belang welke partij het rechtsmiddel aanwendt. De HR oordeelt dat uit het enkele feit dat de curator een rechtsmiddel aanwendt niet kan worden afgeleid dat de curator reeds een (op een afgewogen beslissing berustende) keuze heeft gemaakt voor voortzetting van de procedure, en dat om die reden de schorsingsregeling van art. 29 Fw geen toepassing vindt. De HR komt daarmee uitdrukkelijk terug van eerdere rechtspraak.

ECLI:NL:HR:2020:2100

Civiel

Betekening en verstekverlening bij geheim adres
De gerechtsdeurwaarder heeft een exploot betekend met een oproepingsbericht zonder dat in het exploot de woonplaats van verweerster stond vermeld (vereist op grond van art. 45 lid 3 Rv), omdat zij een geheim adres heeft. De HR oordeelt dat indien ondanks het niet vermelden van de volledige woonplaats van verweerster, bij haar redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan dat zij degene is voor wie het exploot is bestemd, zij door dit gebrek niet onredelijk is benadeeld. Nu de gerechtsdeurwaarder in het exploot heeft vermeld dat hij het adres van verweerster in de BRP heeft geverifieerd, dat hij dat adres niet heeft vermeld in het exploot – behoudens de gemeente waarin de woonplaats is gelegen – in verband met de geheimhoudingsindicatie, en dat hij heeft vermeld dat hij aan dat adres zijn exploot heeft gedaan en afschrift heeft gelaten, moet ervan worden uitgegaan dat het exploot aan de woonplaats van verweerster is betekend. Het exploot van betekening hoeft daarom niet nietig te worden verklaard en verstek kan worden verleend.

ECLI:NL:HR:2020:2101

Straf

Niet overleggen administratie aan de curator: faillissementsfraude?
Verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van faillissementsfraude, door geen administratie van de BV aan de curator over te leggen. De HR geeft aan dat voor een bewezenverklaring van dit delict de verdachte met deze handeling (voorwaardelijk) opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers. De HR oordeelt in onderhavige zaak dat het niet of onvoldoende voeren of tevoorschijn brengen van een administratie niet zonder meer de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van schuldeisers doet ontstaan. Het ten laste gelegde delict kan daarom niet worden bewezen.

ECLI:NL:HR:2020:2019

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel