hoge raad

De redelijkheid van de termijn tot nakoming

News Update Hoge Raad | Week 41
11 October 2019
11 oktober 2019 

Civiel

De redelijkheid van de termijn tot nakoming
De HR overweegt onder meer dat de in art. 6:82 en 6:83 BW vervatte hoofdregels en uitzonderingen omtrent ingebrekestelling en verzuim niet zozeer strakke regels zijn die de schuldeiser na raadpleging van de wet in de praktijk naar de letter zal kunnen toepassen. Deze bepalingen beogen veeleer de rechter in staat te stellen om in de gevallen dat partijen zonder gedetailleerde kennis van de wet hebben gehandeld, tot een redelijke oplossing te komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hen mocht worden verwacht. Bij het oordeel over de redelijkheid van de termijn die aan de schuldenaar voor nakoming wordt gegeven, dient de tijd te worden betrokken die de schuldenaar voor de aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden. Eerder gestelde termijnen en sommaties aan de schuldenaar kunnen betekenen dat de in de aanmaning gestelde termijn korter mag zijn dan wanneer de schuldenaar niet eerder een termijn was gesteld of gesommeerd. Ook als de eerder gestelde termijnen en sommaties geen fataal karakter hadden of niet aan de eisen van een ingebrekestelling voldeden kan in de aanmaning de termijn voor nakoming worden verkort.

ECLI:NL:HR:2019:1581

Civiel

Wijze van waardebepaling van appartementsrecht bij opzegging erfpacht
De erfpacht kan ex art. 5:87 lid 2 BW worden opgezegd door de eigenaar indien de erfpachter over twee achtereenvolgende jaren in verzuim is met de canonbetaling of ernstig tekortschiet in de nakoming van andere verplichtingen. Indien een erfpachtrecht in een splitsing van appartementsrechten betrokken is, bevat art. 5:116 BW een aanvullende regeling op art. 5:87 lid 2 en lid 3 BW. Art. 5:87 lid 2, derde volzin, BW en art. 5:116 lid 5 BW strekken ertoe dat na opzegging aan de gewezen erfpachter, respectievelijk de gewezen appartementseigenaar, de waarde wordt vergoed van het desbetreffende zakelijke recht, na aftrek van hetgeen de (grond)eigenaar nog te vorderen heeft. Een in de akte van vestiging opgenomen regeling over de wijze waarop de waarde van het erfpachtrecht respectievelijk het appartementsrecht zal worden bepaald, is nietig indien die regeling niet in redelijkheid geacht kan worden ertoe te strekken dat minstens de naar objectieve maatstaven vast te stellen waarde van het desbetreffende zakelijke recht wordt bepaald. Indien de in een akte opgenomen regeling niet op deze grond nietig is, kan deze in een concreet geval buiten toepassing blijven indien die regeling leidt tot een resultaat dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

ECLI:NL:HR:2019:1578

Civiel

Vreemdelingencautie ook toepasbaar in o.a. art. 69 Fw-procedures
Op grond van art. 224 lid 1 Rv kan een buitenlandse procespartij die bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, zich voegt of tussenkomt, op vordering van de wederpartij worden bevolen om zekerheid te stellen voor de mogelijke proceskosten. De Hoge Raad oordeelt dat art. 224 Rv van overeenkomstige toepassing is op andere op geschilbeslechting gerichte procedures dan de dagvaardings- of vorderingsprocedure, zoals bijvoorbeeld de procedure die volgt op een verzoek als bedoeld in art. 69 Fw. De Hoge Raad beveelt verzoeker om zekerheid te stellen voor de proceskosten van het geding in cassatie.

ECLI:NL:HR:2019:1580

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner