hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 37

Opeenvolgende schadestaatprocedures gelden als 'ander geding'
11 September 2020
11 september 2020

Civiel

Opeenvolgende schadestaatprocedures gelden als 'ander geding'
De HR oordeelt dat opeenvolgende schadestaatprocedures in dezelfde zaak voor de toepassing van art. 236 Rv als 'een ander geding' gelden. Daarom heeft een beslissing over de rechtsbetrekking in geschil in een in kracht van gewijsde gegane uitspraak die is gedaan in een schadestaatprocedure, gezag van gewijsde in een volgende schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen. Dit is ook het geval als die volgende schadestaatprocedure op dezelfde hoofdveroordeling is gebaseerd.

ECLI:NL:HR:2020:1412

Civiel

Kennis bestuurder geldt onder bijzondere omstandigheden niet als kennis rechtspersoon
HDI vordert schadevergoeding van Treston wegens Trestons onrechtmatige betrokkenheid bij persoonlijke bevoordeling van HDI-bestuurders en andere HDI-functionarissen. Treston beroept zich op verjaring en voert daartoe aan dat de voor aanvang van de verjaringstermijn relevante kennis van de HDI-bestuurders geldt als die van HDI. Het hof heeft dit beroep op verjaring verworpen. De HR laat dit oordeel in stand. In beginsel brengt de aard van de functie van bestuurder van een rechtspersoon mee dat zijn wetenschap in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van de rechtspersoon. Dit kan echter onder bijzondere omstandigheden anders zijn. Het hof heeft volgens de HR kunnen oordelen dat die uitzondering zich hier voordoet nu Treston met het oog op eigen financieel voordeel eraan heeft meegewerkt dat HDI voor het overige onkundig werd gehouden van de belangenverstrengeling van de bevoordeelde functionarissen, en dat dit handelen van Treston erop gericht was te voorkomen dat HDI rechtsmaatregelen tegen haar zou treffen.

ECLI:NL:HR:2020:1413

Straf

Verbod beroepsuitoefening als bestuurder
De HR verduidelijkt de bevoegdheid van de strafrechter om een veroordeelde te ontzetten uit het recht bepaalde beroepen uit te oefenen (art. 28 lid 1 Sr). Deze bevoegdheid bestaat indien een strafbepaling voorziet in de mogelijkheid van die ontzetting, het feit is begaan in de uitoefening van het betreffende beroep en het feit in voldoende verband staat met de uitoefening van dat beroep. De ontzetting van het recht bepaalde beroepen uit te oefenen kan zich ook uitstrekken tot de beroepsuitoefening als bestuurder van een rechtspersoon.

ECLI:NL:HR:2020:1378

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel