hoge raad

Aanhangigheid bij een buitenlandse eis in de hoofdzaak

25 May 2018

Civiel

Aanhangigheid bij een buitenlandse eis in de hoofdzaak 
De door de rechter die het verlof tot beslaglegging verleent bepaalde termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld (art. 700 lid 3 Rv) heeft als doel te verzekeren dat – binnen deze termijn – die procedure aanhangig wordt gemaakt en te voorkomen dat de schuldeiser het beslag alleen als pressiemiddel gebruikt. De in art. 700 lid 3 Rv gebruikte woorden ‘eis in de hoofdzaak’, moeten ruim worden uitgelegd. Voor het antwoord op de vraag wanneer ‘een eis in de hoofdzaak is ingesteld’, is niet bepalend wanneer de wederpartij van de eis in de hoofdzaak op de hoogte is gesteld. Beslissend is het moment waarop de procedure in de hoofdzaak aanhangig is. Indien de eis in de hoofdzaak wordt ingesteld in een procedure in het buitenland, dient het tijdstip van aanhangigheid van die procedure te worden bepaald aan de hand van het desbetreffende buitenlandse recht.  

ECLI:NL:HR:2018:773

Civiel

Faillietverklaring en het vereiste van pluraliteit 
Tijdens een procedure in hoger beroep tot faillietverklaring is geld gestort op een derdenrekening. Onder de voorwaarde dat het faillissementsvonnis wordt vernietigd, zal dat geld worden aangewend om de faillissementskosten en de steunvorderingen integraal te voldoen. De vraag is of in een dergelijk geval nog wel voldaan is aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers. De HR beantwoordt deze vraag bevestigend. Omdat de steunvorderingen pas worden voldaan na de vernietiging van het faillissement, bestaan de steunvorderingen immers nog ten tijde van de beslissing op de faillissementsaanvraag. 

ECLI:NL:HR:2018:774

Civiel

HR wijst richtinggevend arrest over gevolgen graafwerkzaamheden
In deze zaak speelt de vraag of een grondroerder met het slaan van een damwand in nabijheid van een kabel een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Liander heeft de grondroerder voorzien van een tekening waarop een kabel is ingetekend. De grondroerder heeft proefsleuven gegraven om deze kabel te lokaliseren. Bij het slaan is desondanks schade ontstaan op een punt van de kabel die een afwijkende ligging had ten opzichte van de tekening. Volgens de HR hangt de aansprakelijkheid van de grondroerder ervan af of zij mocht volstaan met het graven van proefsleuven, of dat van haar meer inspanningen gevergd had kunnen worden om het verloop van de kabel te bepalen. De HR gaat bij de beantwoording van deze vraag in op de precieze betekenis van verschillende relevante regels en richtlijnen, in het bijzonder art. 5 lid 2 BION.  De HR overweegt in dit kader dat de grondroerder er niet zonder meer op mag vertrouwen dat de verstrekte tekening aan de eis uit dit artikel voldoet. Dit hangt volgens de HR af van de omstandigheden van het geval. De schending van de verplichting om zo nauwkeurig als redelijkerwijs mogelijk de informatie over de ligging van de kabel te verstrekken, kan wel leiden tot eigen schuld van de netbeheerder. De HR overweegt voorts dat bij de invulling van de zorgplicht van een bij graafwerkzaamheden betrokken partij in beginsel moet worden aangesloten bij de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces.

ECLI:NL:HR:2018:772

 

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner