hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 39 | Verruiming van de verruimde verzettermijn
1 oktober 2021
1 oktober 2021 

Civiel

Verruiming van de verruimde verzettermijn
In deze uitkoopprocedure (ex art. 2:92a BW) zijn gedaagden bij verstek veroordeeld om hun aandelen over te dragen aan de meerderheidsaandeelhouder. Een deel van de gedaagden heeft verzet ingesteld. Voor gedaagden met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland geldt een verdubbeling van de normale verzettermijn. In deze zaak oordeelt de HR dat deze verdubbeling ook geldt voor gedaagden met een onbekende woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland, zoals in deze zaak de uit te kopen aandeelhouders. Verder verduidelijkt de HR dat de rechtsverhouding tussen de uitkoper en de uit te kopen aandeelhouders processueel ondeelbaar is. De aandeelhouders die verzet aantekenen, dienen dan ook alle aandeelhouders in het geding op te roepen. Laten zij dat na, dan dient de rechter, naar aanleiding van een daarop gericht verweer dan wel ambtshalve, gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken op de voet van art. 118 Rv binnen een daartoe door de rechter te stellen termijn.

ECLI:NL:HR:2021:1407

Straf

Strafoplegging blijft in stand ondanks ten gunste van verdachte gewijzigd sanctieregime
Verdachte is veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van tien maanden wegens faillissementsfraude. In cassatie wordt geklaagd dat het hof heeft verzuimd om bij de strafoplegging het ten gunste van de verdachte gewijzigde sanctierecht toe te passen (de maximale straf is per 1 juli 2016 verlaagd van zes naar vier jaren). De HR oordeelt dat het hof inderdaad het mildere sanctieregime had moeten toepassen, maar dat verdachte onvoldoende belang heeft bij vernietiging van de uitspraak op dit punt. De HR overweegt dat de opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van tien maanden ver onder het strafmaximum ligt van vier jaren, terwijl uit de overwegingen van het hof naar voren komt dat bij het bepalen van de hoogte van de straf is uitgegaan van de concrete ernst van het strafbare feit en de persoon van de verdachte.

ECLI:NL:HR:2021:1398

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel