hoge raad

HR verduidelijkt betekenis Dexia-rechtspraak

News Update Hoge Raad | Week 41
12 October 2018

Civiel

HR verduidelijkt betekenis Dexia-rechtspraak
De HR vernietigt een arrest van het hof waarin – uitgebreid gemotiveerd – was afgeweken van de regel uit B/Dexia dat, indien de aanbieder van een leaseovereenkomst niet alleen zijn zorgplicht heeft geschonden maar de overeenkomst bovendien was gesloten terwijl de aanbieder wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon niet over de daarvoor benodigde vergunning beschikte, de vergoedingsplicht van de aanbieder geheel in stand blijft (ECLI:NL:HR:2016:2012). De HR benadrukt dat de kern van B/Dexia de omstandigheid betreft dat Dexia contracteerde in weerwil van een wettelijk verbod. De HR overweegt voorts dat de verbindendverklaring van een WCAM-overeenkomst geen grond kan opleveren voor een bepaalde rechtsuitleg. Het staat degene die zo'n overeenkomst niet wil aanvaarden, vrij een opt-out verklaring uit te brengen en zich tot de rechter te wenden indien hij meent dat een andere uitkomst op haar plaats is. De rechter dient zich ook in dat geval bij zijn beslissing te laten leiden door het geldende recht.

ECLI:NL:HR:2018:1935

Civiel

Geen sprake van afgeleide schade als onrechtmatig is gehandeld jegens holding
Een gemeente heeft jegens de holding onrechtmatige besluiten genomen als gevolg waarvan de dochter winst heeft gederfd. De holding stelt dat zij als gevolg van die besluiten schade heeft geleden: de aandelenwaarde is daardoor lager en er is sprake van gemiste dividenduitkeringen. Het hof oordeelde dat dit afgeleide schade is die op grond van ABP/Poot niet voor vergoeding in aanmerking komt. De HR vernietigt: ABP/Poot ziet op gevallen waarin jegens de dochter onrechtmatig is gehandeld en de holding daardoor ontstane schade vordert. Nu er onrechtmatig is gehandeld jegens de holding komt de door de holding gestelde schade voor vergoeding in aanmerking als deze in zodanig verband staat met de (jegens haar) onrechtmatige besluiten van de gemeente dat deze, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van die besluiten aan de gemeente kan worden toegerekend.

ECLI:NL:HR:2018:1899

Civiel

Belanghebbende bij verzoek ontslag bestuur of ontbinding van stichting
In art. 2:298 lid 1 BW, art. 2:299 BW en art. 2:21 lid 4 BW is niet in het algemeen vermeld wie tot de belanghebbenden in de zin van deze bepalingen zijn te rekenen. Dit moet uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen worden afgeleid. Bij de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen.

ECLI:NL:HR:2018:1900

Fiscaal

Akkoordverklaring ter zitting is nog geen ondubbelzinnige afstand van recht
Ter zitting van het hof verklaart de gemachtigde van belastingplichtige zich nadrukkelijk en ondubbelzinnig akkoord met een toerekening bij helfte van verzwegen box III-vermogen tussen haar en haar ex-partner. Na de zitting deelt de gemachtigde in een brief aan het hof mee dat de belastingplichtige en haar ex-partner terugkomen op de toerekening bij helfte. Volgens het hof is dit in strijd met de eisen van de goede procesorde. De HR oordeelt evenwel dat het proces-verbaal niet inhoudt dat de belastingplichtige ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het in art. 2.17 IB 2001 neergelegde recht de gekozen toerekening te herzien.

ECLI:NL:HR:2018:1896

 

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner