hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 41 | NAM aansprakelijk voor individuele woongenotschade en smart
15 October 2021
15 oktober 2021 

Civiel

NAM aansprakelijk voor individuele woongenotschade en smart
In de 'Groningse gaswinning'-zaak bevestigt de HR dat het hof aansprakelijkheid van de Nederlandse Aardolie Maatschappij ("NAM") voor individuele woongenotschade en smart kon aannemen op basis van de gemeenschappelijke kenmerken 'minstens eenmaal resp. tweemaal vastgestelde woningschade' in plaats van per individueel geval te beoordelen of NAM aansprakelijk is. In zijn eerdere prejudiciële beslissing had de HR reeds overwogen dat een ieder recht heeft op ongestoord woongenot. Het aantasten van woongenot is onrechtmatig als de overlast of hinder boven een minimumniveau uitkomt. De bepaling van dat niveau hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard, ernst en duur. De HR had in zijn prejudiciële beslissing geoordeeld dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis kunnen meebrengen dat de nadelige gevolgen voor bewoners van 'een bepaald gebied boven het Groningenveld' zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (art. 6:106, onder b, BW) kan worden aangenomen. In afwijking van dit uitgangspunt bekrachtigt de HR het oordeel van het hof dat dit ('een bepaald gebied boven het Groningenveld') niet de enige mogelijke afbakening is. Het hof mocht volgens de HR oordelen dat voor bewoners die ten minste eenmaal fysieke woningschade hebben geleden, de door NAM veroorzaakte hinder en overlast boven het minimumniveau is uitgekomen en dat de afbakening 'ten minste tweemaal fysieke woningschade' het aannemen van een aantasting in de persoon rechtvaardigt.

ECLI:NL:HR:2021:1534

Civiel

Advocaat die potentiële schadeclaim laat verjaren kan geen beroep doen op de klachtplicht
Een advocaat heeft – na eerst een voorwaardelijke aansprakelijkstelling te hebben verstuurd – een potentiële schadeclaim laten verjaren. Aangesproken door de cliënt, doet de advocaat een beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 BW en stelt dat niet binnen bekwame tijd na ontdekking van de gebrekkige prestatie (namelijk de niet voortgezette rechtsbijstand) is geklaagd. De HR oordeelt – onder verwijzing naar Brocacef/Simons (ECLI:NL:HR:2007:AZ3531) – dat de advocaat in een geval als dit geen beroep toekomt op de klachtplicht van artikel 6:89 BW, omdat door hem in het geheel geen prestatie is verricht.

ECLI:NL:HR:2021:1536

Civiel

Causaliteitsmaatstaf bij verzekeringsovereenkomsten
De HR herhaalt, anders dan het hof hier had beslist, dat wanneer in een verzekeringsovereenkomst geen causaliteitsmaatstaf is overeengekomen, de rechter niet is gehouden in beginsel de zogenoemde dominant cause-leer toe te passen (zie eerder HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:815, rov. 3.1.2). Tevens oordeelt de HR dat bij een named perils-polis (waarbij de verzekerde per object voor een soort evenement dekking kan kiezen) geen toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf is aangewezen. De verzekerde had in casu voor dekking van stormschade gekozen en niet van hagelschade. De HR doet de zaak zelf af door te beslissen dat de dekking van de stormschade beperkt moet worden uitgelegd in de zin dat schade die is veroorzaakt door hagel niet onder de dekking valt.

ECLI:NL:HR:2021:1523

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by: