hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 48 | Bankgarantie als vervangende zekerheid slechts mogelijk indien gelijkwaardig aan depot
3 December 2021
3 december 2021 

CIVIEL

Bankgarantie als vervangende zekerheid slechts mogelijk indien gelijkwaardig aan depot
In het kader van de her- en afbouw van een kantoorpand tot appartementsgebouw gaf een bank in opdracht van een aannemingsbedrijf een bankgarantie af ter vervanging van de 5%-regeling. Deze regeling ziet op het wettelijke recht van de koper om bij de oplevering van een nieuwbouwwoning 5% van de aanneemsom in een depot te storten bij de notaris op grond van artikel 7:768 lid 3 BW. De voorwaarden onder de bankgarantie waren zodanig dat het vrijwel ondenkbaar was dat de bankgarantie met succes zou kunnen worden ingeroepen. De HR oordeelt dat de betreffende bankgarantie niet kan worden aangemerkt als vervangende zekerheid in de zin van artikel 7:768 lid 3 BW. Een bankgarantie kan hier slechts toe dienen als deze gelijkwaardig is aan het depot. Met de toekomstige inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt deze regel in de wettekst verduidelijkt. Het begrip 'vervangende zekerheid' zal worden vervangen door het begrip 'een aan het depot gelijkwaardige zekerheid'.

ECLI:NL:HR:2021:1804

CIVIEL

Onder bijzondere omstandigheden dient bank bij het stellen van bankgarantie acht te slaan op rechtsverhouding tussen opdrachtgever en begunstigde
In beginsel is een bank bij het stellen van een bankgarantie niet verplicht acht te slaan op de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de begunstigde. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de bank toch rekening dient te houden met die onderliggende rechtsverhouding en de voor haar kenbare belangen van de opdrachtgever. In dit geval had de bank een vervalbeding in de bankgarantie opgenomen waarvan duidelijk was dat deze niet strookte met de onderliggende rechtsverhouding tussen het aannemingsbedrijf en de appartementseigenaren. Onder andere speelde een rol dat een korte vervaltermijn (van nog geen zes maanden) was opgenomen, zodat het vrijwel ondenkbaar was dat de appartementseigenaren de bankgarantie met succes zouden kunnen inroepen en de bank – gezien haar relatie met het aannemingsbedrijf – ervan op de hoogte had moeten zijn dat verhaal op het vermogen van het aannemingsbedrijf zeer lastig zou kunnen worden. De HR oordeelt dat de bank daarmee onzorgvuldig jegens de appartementseigenaren heeft gehandeld.

ECLI:NL:HR:2021:1803

CIVIEL

BKR-registratie: alleen 'gerechtvaardigd belang' – en niet wettelijke plicht – kan grondslag bieden voor verwerking van persoonsgegevens in Centraal Krediet Informatie systeem van het BKR
In antwoord op prejudiciële vragen oordeelt de HR dat artikel 6 lid 1, aanhef en onder c, AVG (wettelijke plicht) niet kan dienen als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens in het Centraal Krediet Informatie Systeem van het BKR (de BKR-registratie). Die verwerking moet worden getoetst aan het bepaalde in artikel 6 lid 1, aanhef en onder f, AVG (gerechtvaardigd belang). De betrokkene van wie persoonsgegevens zijn geregistreerd bij het BKR komt het recht op gegevenswisseling (artikel 17 AVG) en het recht van bezwaar (artikel 21 AVG) toe.

ECLI:NL:HR:2021:1814

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner