hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 51 | Coronamaatregelen: geen gebrek, wel een onvoorziene omstandigheid
27 December 2021
27 december 2021 

CIVIEL

Coronamaatregelen: geen gebrek, wel een onvoorziene omstandigheid
Een door de overheid naar aanleiding van de coronapandemie opgelegde sluiting van 290-bedrijfsruimte levert geen gebrek aan het gehuurde op (art. 7:204 lid 2 BW). Als een huurder van 290-bedrijfsruimte die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, als gevolg van overheidshandelen in verband met de coronapandemie het gehuurde niet of nauwelijks kan exploiteren, is in beginsel sprake van een onvoorziene omstandigheid. De rechter kan daarom de huurovereenkomst op grond van art. 6:258 BW aanpassen door de huurprijs te verminderen. Dit geldt voor huurovereenkomsten gesloten voor 15 maart 2020. Voor later gesloten overeenkomsten dient per geval te worden beoordeeld of sprake is van een onvoorziene omstandigheid. De verstoring van de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties wordt in beginsel het beste ondervangen door het nadeel – voor zover niet reeds gecompenseerd door de financiële steun van de overheid aan de huurder in de vorm van de Tegemoetkoming Vaste Lasten – gelijk te verdelen over de verhuurder en de huurder. Redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat op grond van omstandigheden zoals de hoedanigheid van een huurder of verhuurder of hun financiële positie wordt afgeweken van de gelijke verdeling van het nadeel. Een vermindering van de huurprijs wordt berekend volgens de 'vastelastenmethode'. De beslissing van de HR bevat een voorbeeldberekening.

ECLI:NL:HR:2021:1974

CIVIEL

Maatstaf nakoming toezegging door overheidslichaam
Zowel volgens de in het bestuursrecht ontwikkelde maatstaf als volgens de civielrechtelijke maatstaf (art. 6:2 lid 2 BW) dient tot uitgangspunt dat een overheidslichaam gehouden is een toezegging na te komen, dat het belang van degene die aanspraak maakt op nakoming zwaar weegt en dat zwaarder wegende andere belangen, waaronder belangen van derden of algemene belangen, aan nakoming in de weg kunnen staan. Hoe deze afweging uitvalt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hoewel alleen een financieel belang van het overheidslichaam niet snel zwaarder zal wegen dan het belang bij nakoming van de toezegging, kan het algemene belang bij een doelmatige besteding van publieke middelen onder omstandigheden zo zwaarwegend zijn dat dit aan nakoming van de toezegging in de weg staat.

ECLI:NL:HR:2021:1957

CIVIEL

Rente over boedelschuld is eveneens een boedelschuld
Als verzuim bestaat ten aanzien van de voldoening van een boedelvordering, zoals de huurprijs, en de schuldeiser recht heeft op schadevergoeding in de vorm van wettelijke (handels)rente, brengt de aard van een boedelvordering als onmiddellijke aanspraak op de boedel mee dat ook de met de boedelvordering verbonden verplichting tot betaling van deze rente moet worden aangemerkt als boedelschuld. Indien in de huurovereenkomst in afwijking van de wettelijke rente een contractuele vertragingsrente is opgenomen en er verzuim is met betrekking tot de betaling van de als boedelschuld verschuldigde huurprijs, is deze contractuele vertragingsrente als boedelschuld verschuldigd.

ECLI:NL:HR:2021:1994

FISCAAL

HR biedt rechtsherstel voor strijdigheid vermogensrendementsheffing over 2017 en 2018 met eigendomsrecht en discriminatieverbod
Sinds 2017 sluit het box 3-stelsel aan bij een gemiddelde verdeling van vermogen over sparen en beleggen en de gemiddelde rendementen die in voorafgaande jaren zijn behaald. De HR oordeelt dat er voor het forfaitaire stelsel met ingang van 2017 geen toereikende rechtvaardiging is aan te wijzen. Er is daarom sprake van een schending van de fundamentele rechten van belastingplichtigen die geconfronteerd zijn met een box 3-heffing over een voordeel dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. De HR ziet aanleiding om daarvoor rechtsherstel te bieden en bepaalt dat alleen het werkelijke rendement in de heffing moet worden betrokken. Niet langer volstaat de enkele constatering dat sprake is van een individuele buitensporige last. Daaraan staat niet in de weg dat genoemde uitkomst van belang is voor de beslechting van een groot aantal andere vergelijkbare geschillen.

ECLI:NL:HR:2021:1963

STRAF

Foto veroordeelde behoort niet tot openbaar te maken gegevens bij publicatie uitspraak
Verdachte is door het hof veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens onder meer verduistering en oplichting. Het hof heeft op grond van artikel 36 Sr. openbaarmaking van de uitspraak gelast. Aangezien verdachte steeds gebruik maakt van verschillende aliassen heeft het hof bepaald dat – naast zijn volledige naam en geboortedatum – ook een recente foto van hem bij de uitspraak zal worden gepubliceerd. Het hof meent dat een breed publiek hierdoor effectief jegens hem kan worden gewaarschuwd en in staat wordt gesteld om hem te herkennen voor het geval verdachte opnieuw een valse naam zou gebruiken. De HR vernietigt dat oordeel, omdat in art. 36 lid 1 Sr. niet de bevoegdheid besloten ligt in of bij de uitspraak andere gegevens te publiceren dan de gegevens die volgens de wet in de uitspraak moeten worden opgenomen.

ECLI:NL:HR:2021:1888

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner
Sylvia Dikmans

Key Contact

Amsterdam
Tax Lawyer | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel