hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 48

Aanvang verjaringstermijn voor voortdurende beroepsfout verschuift niet
27 November 2020
27 november 2020

Civiel

Aanvangstijdstip verjaringstermijn bij voortdurende beroepsfout
Een notaris heeft de huwelijkse voorwaarden niet in het huwelijksgoederenregister ingeschreven. Het hof heeft voor het aanvangstijdstip van de verjaringstermijn van twintig jaar aangeknoopt bij het moment dat de notaris tekortschoot in zijn inschrijf- en controleplicht van de huwelijkse voorwaarden. De HR overweegt dat de omstandigheid dat na het eerste moment van de tekortkoming de mogelijkheid bestond om de huwelijkse voorwaarden alsnog in te schrijven, en daarmee de schade te voorkomen, er niet aan in de weg staat dat het aanvangstijdstip voor de verjaringstermijn moet worden gesteld op het laatste moment dat de notaris zonder tekortkoming de huwelijkse voorwaarden had kunnen inschrijven. Het aanvangstijdstip van de verjaringstermijn schuift dus niet op wanneer ook na het eerste moment van de tekortkoming de schade kan worden voorkomen door alsnog aan de verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen.

ECLI:NL:HR:2020:1887

Civiel

Heeft de bank een boedelvordering omdat na faillissement ten onrechte onder een bankgarantie is getrokken?
Een hoofdaannemer die wordt geconfronteerd met een faillissement van een onderaannemer trekt onder een voordien verstrekte bankgarantie (EUR 250.000). Vervolgens raken partijen verwikkeld in een arbitrale procedure. Arbiters oordelen dat de hoofdaannemer een vordering heeft wegens schade als gevolg van het niet afronden van het werk van meer dan EUR 500.000. De (curator van de) onderaannemer kan evenwel aanspraak maken op betaling van facturen. Per saldo oordelen arbiters dat de hoofdaannemer, mede omdat al was getrokken onder de bankgarantie, een bedrag aan de curator moet voldoen van EUR 368.000.

De bank die onder de bankgarantie had uitgekeerd, heeft uit hoofde daarvan een vordering op onderaannemer. Volgens de bank betreft het een boedelvordering in het faillissement. De HR oordeelt echter dat de vordering van de hoofdaannemer het bedrag van de bankgarantie oversteeg en dat daarom geen sprake is van een geval waarin ten onrechte een bankgarantie is geïnd. De HR doet de zaak zelf af en oordeelt dat geen sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking van de boedel en dat de bank geen boedelvordering heeft.

ECLI:NL:HR:2020:1892

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by: