hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 12

Kansschade en het gedrag van de benadeelde partij
26 March 2021
26 maart 2021

Civiel

Kansschade en het gedrag van de benadeelde partij
Volgens vaste rechtspraak van de HR is de leer van de kansschade geëigend om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming of onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de kans op een betere uitkomst zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd. De HR overweegt dat het ook mogelijk is kansschade vast te stellen in een geval waarin van het gedrag van de benadeelde partij afhankelijk was geweest of de kans op een beter resultaat zich zou hebben verwezenlijkt in de hypothetische situatie waarin de aansprakelijke partij haar die kans niet zou hebben onthouden.

ECLI:NL:HR:2021:461

Fiscaal

Wanneer is sprake van afgezonderd vermogen?
X heeft vermogen ondergebracht in een Liechtensteinse Stiftung. De begunstigden van deze stichting zijn familieleden van X. Om te voorkomen dat vermogen fiscaal gaat ‘zweven’ en dus geen belasting wordt geheven over het afgezonderde vermogen, bepaalt artikel 2.14a Wet IB 2001 dat dit vermogen fiscaal wordt toegerekend aan de inbrenger of diens erfgenamen. Dit is onder meer anders voor zover begunstigden een concreet juridisch afdwingbaar recht hebben op dat vermogen. Van zo’n concreet recht is geen sprake als slechts door de inbrenger is bepaald dat het vermogen moet worden aangewend voor de begunstigden.

ECLI:NL:HR:2021:367

Straf

Ne bis in idem bij vervolging deelname criminele organisatie
Verdachte is in Duitsland veroordeeld voor fiscale delicten. Hij wordt vervolgens in Nederland vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De HR oordeelt dat het ne bis in idem-beginsel in bijzondere omstandigheden in de weg kan staan aan vervolging voor een concreet delict gepleegd door een criminele organisatie, als de verdachte eerder al is veroordeeld voor deelname aan die organisatie. Daarvan is sprake indien de eerdere vervolging voor de deelname aan de criminele organisatie uitsluitend betrekking had op het begaan van het concrete delict waarvoor de verdachte later wordt vervolgd. Deze situatie is volgens de HR uitzonderlijk, omdat een criminele organisatie het oogmerk moet hebben om meerdere misdrijven te plegen en dat oogmerk ook voldoende is voor strafbaarheid. In deze zaak was de tweede vervolging toelaatbaar. De HR overweegt tot slot dat als een tweede vervolging als hiervoor bedoeld mogelijk is, een straf opgelegd bij de eerdere vervolging wel relevant kan zijn bij de straftoemeting in verband met de tweede vervolging.

ECLI:NL:HR:2021:387

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel