hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 19

Artikel 24 Brussel I-bis is beperkt tot vorderingen gebaseerd op een zakelijk recht
10 May 2019
10 mei 2019

Civiel

Artikel 24 Brussel I-bis is beperkt tot vorderingen gebaseerd op een zakelijk recht
ING heeft geld geleend aan een Franse vennootschap. Haar bestuurder heeft zich tegenover ING verplicht om medewerking te verlenen aan het vestigen van hypotheek op in Frankrijk gelegen vastgoed. ING heeft bij de Nederlandse rechter gevorderd dat de bestuurder wordt veroordeeld tot het vestigen van de hypotheek. Volgens het hof is de Nederlandse rechter onbevoegd om van deze vordering kennis te nemen. Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op art. 24, aanhef en onder 1, Verordening Brussel I-bis dat – kort gezegd – bepaalt dat in procedures betreffende zakelijke rechten op onroerende zaken bij uitsluiting bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat waar de onroerende zaak gelegen is, ongeacht de woonplaats van partijen. De HR casseert. Volgens het HvJEU is voor toepassing van dit Brussel I-bis-artikel niet voldoende dat de vordering verband houdt met een zakelijk recht, maar is vereist dat de vordering is gebaseerd op een zakelijk recht en niet op een persoonlijk recht.

ECLI:NL:HR:2019:688

 

Civiel

Kan ook de wederpartij om aanvulling ex art. 32 Rv verzoeken?
De HR beslist dat de wederpartij niet-ontvankelijk is in een verzoek tot aanvulling op grond van art. 32 Rv. Het staat immers de eisende/verzoekende partij vrij af te zien van zijn eis/verzoek.

ECLI:NL:HR:2019:699

Fiscaal

Verwatering van het paraplukrediet
Belanghebbende lijdt een verlies onder een bankgarantie voor een kredietfaciliteit van haar dochtermaatschappij. Dergelijke verliezen zijn op basis van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad niet aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting als sprake is van een zogenoemd 'Paraplukrediet', omdat dan sprake is van een verlies dat is geleden op basis van aandeelhoudersmotieven. Daarom is het van belang om vast te stellen of de kredietfaciliteit in casu kwalificeert als 'paraplukrediet'. Het Hof overwoog dat dit niet het geval was, aangezien het krediet dat door de bank aan de dochtermaatschappijen werd verstrekt niet hoger kon zijn dan de creditsaldi van de overige dochtermaatschappijen bij die bank, waardoor per saldo geen sprake was van een kredietverstrekking door de bank. De Hoge Raad overweegt echter dat het Hof 'paraplukredieten' te beperkt uitlegt en dat sprake is van een 'paraplukrediet' indien dochtermaatschappijen zelfstandig onder een kredietarrangement krediet kunnen opnemen. Aangezien dit het geval was, mag belanghebbende het verlies onder de garantie niet aftrekken omdat sprake is van een 'paraplukrediet'.

ECLI:NL:HR:2019:683

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner