News Update Hoge Raad
19 april 2024
Uitspraak hof over aansprakelijkheid Staat en adoptiestichting vernietigd
Civiel
De zaak gaat over een vrouw die 1992 in Sri Lanka is geboren en is geadopteerd door Nederlandse adoptieouders. Het hof oordeelde dat de Staat en de stichting die bij de adoptie bemiddelde aansprakelijk zijn. De HR vernietigt dit oordeel. Uit de destijds geldende regelgeving, volgt dat de stichting in beginsel mocht uitgaan van de juistheid van de bevindingen van de plaatselijke autoriteiten in Sri Lanka. Dit neemt niet weg dat de stichting – ook als de geldende regelgeving is gevolgd – onrechtmatig kan hebben gehandeld. Bij deze beoordeling moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. Het hof is niet ingegaan op door de stichting en de Staat aangevoerde omstandigheden. Daarom kan het oordeel van het hof niet in stand blijven.
Bevriezing van certificaten van aandelen: HR is voornemens prejudiciële vragen te stellen
Civiel
Volgens de HR is redelijke twijfel mogelijk over het antwoord op de vraag of een gesanctioneerde Russische vennootschap, als gevolg van de bevriezing van haar certificaten van aandelen, gebruik mag maken van de vergader- en stemrechten die zijn verbonden aan de door haar gehouden certificaten van aandelen. De HR is daarom voornemens om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU.
OM ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken rechtsmacht
Straf
Het hof heeft het OM gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in een internationale mensensmokkelzaak vanwege het ontbreken van rechtsmacht. De verdachte wordt onder meer verweten dat hij een ander heeft geholpen om Duitsland te betreden en door te reizen. Volgens het hof is dit feit gepleegd buiten Nederland en is het OM in zoverre niet-ontvankelijk. De HR herhaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op iedereen die zich in Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit. Als een feit gedeeltelijk buiten Nederland is gepleegd, is vervolging van het volledige feit mogelijk. Dat geldt dus ook voor gedragingen die deel uitmaken van het strafbare feit en buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Het oordeel van het hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, omdat aan de verdachte ook wordt verweten dat hij de ander heeft geholpen om Nederland te betreden en door te reizen, met Nederland als eindbestemming. Dit maakt dat ook rechtsmacht bestaat ten aanzien van de bovengenoemde handelingen in Duitsland.