EU

News Update EU Staatssteun

Recente Ontwikkelingen
14 November 2018

Gerechtshof sanctioneert schending meldingsplicht staatssteun met nietigheid overeenkomst

Op 6 november 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een principiële uitspraak gedaan over de gevolgen van het sluiten van een overeenkomst die resulteert in onrechtmatige staatssteun als gevolg van een schending van de meldingsplicht van artikel 108 lid 3 VWEU. Het gerechtshof is van oordeel dat in geval van een dergelijke schending geen plaats is voor een partiële nietigverklaring van de overeenkomst als bedoeld in artikel 3:41 lid 3 BW, maar dat de gehele overeenkomst nietig dient te worden verklaard. 

Achtergrond
Het gerechtshof kwam tot deze uitspraak in een procedure over het geschil tussen de gemeente Harlingen ("gemeente") en Spaansen Holding BV ("Spaansen") over de gesloten overeenkomst voor de aankoop van de grond van Spaansen door de gemeente. In eerste aanleg heeft de gemeente de rechtbank gevraagd voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst met Spaansen resulteert in onrechtmatige staatssteun. De rechtbank Noord-Nederland heeft deze vordering bij vonnis van 16 december 2015 toegewezen. De rechtbank heeft Spaansen voorts verplicht tot terugbetaling van het deel van de reeds door de gemeente betaalde koopsom dat de marktwaarde van de grond overstijgt. Tegen deze uitspraak heeft Spaansen hoger beroep aangetekend. 

Gehele versus partiële nietigheid
In eerste aanleg heeft de rechtbank geconcludeerd dat de koopovereenkomst zich wél leende voor partiële nietigverklaring. De koopsom van € 8,5 miljoen omvat een vergoeding van € 2 miljoen die de gemeente nog niet had betaald. Deze laatste tranche diende de gemeente pas te betalen nadat Spaansen zijn bedrijf had verplaatst en in ieder geval uiterlijk vijf jaar na het sluiten van de overeenkomst. Volgens de rechtbank was er een splitsing te maken tussen enerzijds het bedrag dat Spaansen heeft bedongen voor de verkoop van de grond aan de gemeente en anderzijds de verplichting tot betaling van de laatste tranche van de koopsom (€ 2 miljoen). Volgens de rechtbank zag Spaansen deze tranche zelf ook als een afzonderlijke compensatie voor de bedrijfsverplaatsing en de investering in de lokale werkgelegenheid.

Het gerechtshof deelt de analyse van de rechtbank niet, maar oordeelt dat de koopprijs (veelal) in onverbrekelijk verband staat tot de rest van de overeenkomst. Bovendien is het gerechtshof van oordeel dat de gemeente met een partiële nietigverklaring zou worden beloond voor het schenden van de meldingsverplichting van artikel 108 lid 3 VWEU. Een partiële nietigverklaring zou volgens het gerechtshof afbreuk doen aan het nuttige effect van deze verplichting, omdat de gemeente daardoor een verminderde prikkel zou hebben om een maatregel eerst bij de Commissie te melden. De complicaties van de algehele nietigheid liggen volgens het gerechtshof in de risicosfeer van de gemeente.

Commentaar
Het gerechtshof baseert de principiële conclusie ten aanzien van de algehele nietigverklaring van de overeenkomst op de nuttige werking van de meldingsverplichting van artikel 108 lid 3 VWEU. Volgens het gerechtshof volgt niet uit de rechtspraak dat de minst bezwarende wijze moet worden gekozen. Daarmee lijkt het gerechtshof een andere maatstaf aan te leggen dan het Hof van Justitie EU ("HvJEU") heeft gedaan in het Residex-arrest. In dit arrest benadrukt het HvJEU dat de staatssteunregels vereisen dat de mededingingsverstoring als gevolg van de onrechtmatige staatssteun ongedaan dient te worden gemaakt.

Nietigheid van de overeenkomst is volgens het HvJEU onder omstandigheden een geschikt instrument om de mededingingssituatie te herstellen. Naast de doeltreffendheid is volgens het HvJEU ook de proportionaliteit van het gekozen instrument van belang. Volgens het HvJEU kan nietigheid van de gehele overeenkomst gerechtvaardigd zijn, "met name wanneer bij gebreke van minder dwingende procedurele maatregelen, deze nietigverklaring ertoe kan leiden of ertoe kan bijdragen dat de mededingingssituatie van vóór de [steunverlening] wordt hersteld."

Verder kiest het gerechtshof een andere lijn dan in eerdere rechtspraak waarin het uitgangspunt is genomen dat artikel 108 lid 3 VWEU zich niet verzet tegen de ongedaanmaking van de mededingingsverstoring door middel van partiële nietigheid van de betreffende overeenkomst (zie uitspraak HR 18 januari 2013 P1 Holding/Maastricht en tussenvonnis van de rechtbank Overijssel d.d. 18 juni 2018, Gemeente Zwolle/JC Decaux).

De redenering van het gerechtshof ten aanzien van de prikkel die uit zou moeten gaan van de meldingsverplichting wringt ook enigszins met de conclusie dat geen sprake is van misbruik of verwerking van recht, omdat de staatssteunbeoordeling een objectieve toetsing inhoudt van de economische consequenties van de overeenkomst. Anders dan de rechtbank Noord-Nederland in zijn tussenarrest (r.o. 5.7), gaat het gerechtshof niet in op de eigen verantwoordelijkheid van de begunstigde ten aanzien van het voorkomen van onrechtmatige steun en lijkt de vraag of Spaansen met een algehele nietigheid van de overeenkomst profiteert van de niet-naleving van de meldingsplicht geen rol te spelen in het oordeel van het gerechtshof.

Written by:
Greetje van Heezik

Key Contact

Brussels
Advocaat | Counsel