employment

Transitievergoeding bij opvolgend werkgeverschap

News Update Employment & Pensions Januari 2017
17 januari 2017

Introductie

Sinds 1 juli 2015 hebben werknemers die tenminste twee jaar in dienst zijn geweest recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd (tenzij sprake is van ernstige verwijtbaarheid zijdens de werknemer). Daaronder valt ook het op initiatief van de werkgever niet-voortzetten van een contract voor bepaalde tijd.

In dezelfde wettelijke bepaling is opgenomen dat voor de berekening van de transitievergoeding voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen de werknemer en andere, elkaar opvolgende werkgevers moeten worden samengeteld. Van opvolgend werkgeverschap is sprake als de werknemer (nagenoeg) hetzelfde werk is blijven doen, ongeacht of bij de andere, opvolgende werkgever inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer. Discussie kan ontstaan over de vraag of de eerste werkgever, in geval van opvolgend werkgeverschap, verplicht is om een transitievergoeding te betalen nu de opvolgende werkgever rekening moet houden met het totale arbeidsverleden van de werknemer. Hierover is sinds de invoering van de transitievergoeding een aantal uitspraken verschenen.

Casus

In een recente zaak bij het Hof Den Bosch speelde het volgende. De werkneemster is op 6 oktober 2013 in dienst getreden bij Allroad in de functie van buschauffeur op basis van een contract voor bepaalde tijd. Zij was in die rol werkzaam bij de firma Hermes. Haar contract is tweemaal verlengd en van rechtswege geëindigd op 13 december 2015. Allroad heeft het contract niet willen verlengen, omdat anders een contract voor onbepaalde tijd zou zijn ontstaan. De werkneemster is vervolgens gaan solliciteren en in dienst getreden bij Consolid. In die rol is zij werkzaam gebleven bij Hermes. De werkneemster heeft vervolgens van Allroad de betaling van de transitievergoeding gevorderd. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen omdat de werkneemster aansluitend is gaan werken bij Consolid en aldus sprake was van opvolgend werkgeverschap. Van dit vonnis is de werkneemster in hoger beroep gegaan.

Oordeel

Het Hof overweegt allereerst dat in casu geen nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan tussen dezelfde partijen. Dat betekent dat de transitievergoeding verschuldigd is indien het initiatief tot het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst bij de werkgever ligt. Dat is in casu het geval. Allroad heeft de arbeidsovereenkomst met werkneemster niet willen voortzetten, omdat anders een contract voor onbepaalde tijd zou zijn ontstaan. Vervolgens is de werkneemster zelf gaan solliciteren en bij Consolid in dienst getreden.

De bepaling dat voor de berekening van de transitievergoeding arbeidsovereenkomsten tussen de werknemer en werkgevers die als elkaars opvolger kunnen worden beschouwd meetellen, houdt geen uitsluitingsgrond in voor de toekenning van een transitievergoeding - zoals wel door Allroad is betoogd. Dit baseert het Hof op de wetsgeschiedenis bij de bepaling over de transitievergoeding. Het is dus niet zo dat geen transitievergoeding is verschuldigd, indien sprake is van opvolgend werkgeverschap. Bepalend is op wiens initiatief de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Dat is in dit geval Allroad geweest.

Zou Allroad in haar betoog worden gevolgd, dan zou - bij opvolgend werkgeverschap - de eerste werkgever nooit en de opvolgende werkgever altijd de transitievergoeding moeten betalen, ongeacht op wiens initiatief de tweede arbeidsovereenkomst tot stand komt. Dat strookt niet met de wetsbepaling dat als de vorige werkgever al een transitievergoeding heeft betaald, de opvolgende werkgever deze in mindering kan brengen op de transitievergoeding die hij moet betalen.   

Houthoff tip

In een eerdere uitspraak soortgelijke van de kantonrechter Amersfoort (ECLI:NL:RBMNE:2016:2901) werd ook beslist dat recht bestond op een transitievergoeding. Daarin was sprake van het verlies van een concessie voor taxivervoer, waarna de arbeidsovereenkomsten van twee werknemers op initiatief van de werkgever werden beëindigd. Geen transitievergoeding is echter verschuldigd als de werknemer wordt aangeboden om - bij het verlies van een concessie aan een andere werkgever - bij deze andere werkgever in dienst te treden en hij dit aanbod afwijst. In dat geval, zo volgt uit de wetsgeschiedenis, wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn geëindigd op initiatief van de werknemer. Bepalend is dus op wiens initiatief de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Opvolgend werkgeverschap speelt alleen een rol bij de berekening van de transitievergoeding.  

Klik hier om de gehele uitspraak te lezen.

Written by: