hoge raad

Deepwater Horizon: waar is het “Erfolgsort”

News Update Hoge Raad | Week 24
14 June 2019
14 juni 2019

Civiel

Deepwater Horizon: waar is het “Erfolgsort”
De VEB meent dat zuivere financiële schade van investeerders, bestaande in de waardedaling van BP-aandelen op in Nederland aangehouden beleggingsrekeningen, zonder (andere) bijzondere of bijkomende omstandigheden grond biedt om Nederland als 'Erfolgsort' te kwalificeren in de zin van art. 7 aanhef en punt 2 van de Brussel I-bis Verordening. De HR vraagt het HvJEU of de Verordening aldus moet worden uitgelegd dat het rechtstreeks intreden van zuiver financiële schade op een in Nederland aangehouden beleggingsrekening als gevolg van beleggingsbeslissingen genomen onder invloed van algemeen verspreide, maar onjuiste, onvolledige of misleidende informatie van een internationale beursgenoteerde onderneming, een voldoende aanknopingspunt oplevert voor het aannemen van internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter op de voet van art. 7(2) Brussel I-bis. Zo nee, dan vraagt de HR of (en welke) bijkomende omstandigheden zijn vereist, en of het antwoord op de eerste vraag anders zou luiden indien het gaat om een collectieve art. 3:305a BW actie. In het laatste geval behoeven immers de woonplaatsen van de beleggers niet te zijn vastgesteld, evenmin als de bijzondere omstandigheden van de individuele aankooptransacties. Daarnaast vraagt de HR, voor het geval op deze wijze bevoegdheid in een art. 3:305a-actie kan worden aangenomen en de rechter het handelen van BP onrechtmatig verklaart, of dan ook bevoegdheid bestaat voor alle daarop gebaseerde individuele schadevorderingen, en zo niet of dan de interne relatieve bevoegdheid wordt bepaald op grond van de woonplaats van de gedupeerde belegger, of de vestigingsplaats van de bank waar de persoonlijke dan wel de beleggingsrekening wordt aangehouden, dan wel een ander aanknopingspunt.

ECLI:NL:HR:2019:925

Civiel

Rechtsgevolgen elektronische handtekening en daaraan te stellen eisen
De HR overweegt met betrekking tot art. 3:15a BW dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een elektronische handtekening juridisch gelijkwaardig is aan een handgeschreven handtekening indien deze, gelet op alle omstandigheden van het geval, met een voldoende mate van betrouwbaarheid dezelfde functies vervult als een handgeschreven handtekening. In art. 3:15a BW wordt – gelijk de eIDAS-Verordening – aan de hand van de mate van getroffen waarborgen een onderscheid gemaakt tussen een gekwalificeerde elektronische handtekening, een geavanceerde elektronische handtekening en andere elektronische handtekeningen. De HR oordeelt dat een gekwalificeerde elektronische handtekening steeds dezelfde rechtsgevolgen heeft als een handgeschreven handtekening, en geavanceerde en andere elektronische handtekeningen alleen indien de methode voor ondertekening voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval. In het voorliggende geval oordeelt de HR dat voor de toepassing van art. 16 lid 1 Wet Bopz een geavanceerde en een gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen hebben als een handgeschreven handtekening. De rechtbank behoeft niet ambtshalve, maar alleen indien daarop verweer is gevoerd, te onderzoeken of een handgeschreven of elektronische handtekening daadwerkelijk is geplaatst door de persoon in kwestie.

ECLI:NL:HR:2019:957

Fiscaal

Box 3-heffing niet realistisch, maar HR lost rechtstekort niet op
Op grond van de vermogensrendementsheffing (box 3) wordt inkomen uit sparen en beleggen forfaitair belast. In geschil is of deze heffing in strijd is met het recht op het ongestoorde genot van eigendom (art. 1 EP). De HR oordeelt dat het in de jaren 2013 en 2014 door de wetgever veronderstelde rendement niet haalbaar was zonder (veel) risico's te nemen. Dit heeft tot gevolg dat de box 3-heffing een buitensporige zware last vormt indien de belastingdruk van 1,2% hoger uitvalt dan het gemiddeld zonder (veel) risico's haalbare rendement. De HR kan echter – gelet op zijn verhouding tot de wetgever – geen oplossing aandragen voor dit rechtstekort.

ECLI:NL:HR:2019:816

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner