hoge raad

Geen verhaal van pensioenpremie op een derde

News Update Hoge Raad | Week 46
15 November 2019
15 november 2019 

Civiel

Geen verhaal van pensioenpremie op een derde
De werkgever die loon moet doorbetalen tijdens de ziekte of arbeidsongeschiktheid van zijn werknemer, kan het doorbetaalde loon verhalen op de derde die aansprakelijk is voor het ontstaan van die ziekte of arbeidsongeschiktheid (art. 6:107a BW). In antwoord op prejudiciële vragen oordeelt de HR dat de werkgever geen verhaal op de derde heeft voor de pensioenpremie, noch voor het werkgeversgedeelte, noch voor het werknemersgedeelte ervan.

ECLI:NL:HR:2019:1784

Civiel

Contractueel verruimde verrekeningsbevoegdheid blijft gelden in faillissement
Partijen kunnen in afwijking van art. 6:127 BW overeenkomen dat ook verrekening kan plaatsvinden van vorderingen en schulden waarvan zij niet over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn. Een dergelijke afspraak blijft gelden indien een van hen failliet wordt verklaard. Partijen kunnen evenwel niet contractueel afwijken van de regel dat verrekening alleen mogelijk is indien schuld en vordering voor de faillietverklaring zijn ontstaan of voortvloeien uit handelingen die voor de faillietverklaring met de gefailleerde zijn verricht (art. 53 lid 1 Fw, fixatiebeginsel).

ECLI:NL:HR:2019:1789

Civiel

Geen (cassatie)beroep, wel voeging
Een partij die geen (cassatie)beroep instelt kan zich voegen aan de zijde van de partij die wel beroep heeft ingesteld, bijvoorbeeld om betrokken te blijven en de andere partij te ondersteunen door aanvoering van nadere argumenten. De gevoegde partij is evenwel gebonden aan de rechtsstrijd zoals die door het cassatiemiddel is bepaald. Een dergelijke voeging kan immers niet dienen tot herstel van een eventueel verzuim zelf (tijdig) cassatieberoep in te stellen. Een verzoek tot voeging kan worden afgewezen wegens strijdigheid met de goede procesorde of misbruik van procesrecht.

ECLI:NL:HR:2019:1787

Fiscaal

Hoge Raad geeft regels voor het oproepen van getuigen
Een door een partij naar een zitting meegebrachte getuige die tijdig bij de rechter en wederpartij is aangekondigd (art. 8:60 Awb) moet in beginsel worden gehoord. Als een partij de rechter verzoekt getuigen op te roepen die niet ter zitting zijn verschenen, moet de rechter daarop beslissen. De rechter moet zo’n verzoek in beginsel honoreren als de verzoekende partij de getuige heeft aangekondigd en tevergeefs rechtsgeldig heeft opgeroepen. Indien een partij wordt gehoord aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd moet de rechter de cautie geven. Het verzuim dat te doen kan zonder gevolgen blijven indien de desbetreffende partij daardoor niet in zijn belangen is geschaad.

ECLI:NL:HR:2019:1786

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner