hoge raad

Merkinbreuk bij gerepareerde merkproducten

News Update Hoge Raad | Week 02
10 January 2020
10 januari 2020 

Civiel

Merkinbreuk bij gerepareerde merkproducten
Europallets zijn met instemming van de merkhouder in het verkeer gebracht. Een derde heeft deze pallets nadien gerepareerd en vervolgens verder verhandeld. Een merkhouder kan zich op grond van de Gemeenschapsmerkenverordening (oud) verzetten tegen zo'n verdere verhandeling als hij daarvoor 'gegronde redenen' heeft, met name als de toestand van de waren is gewijzigd of verslechterd nadat zij in de handel zijn gebracht. De HR vraagt het HvJEU wanneer van 'gegronde redenen' sprake is. Onder meer vraagt de HR of van belang is of de verdere verhandeling afbreuk doet aan de functies van het merk, of reparatie heeft plaatsgevonden door een ander dan de merkhouder, of bijvoorbeeld merktekens zijn verwijderd zodat de indruk wordt vermeden dat een economische band bestaat tussen merkhouder en verhandelaar en of van belang is of het gaat om een collectief merk.

ECLI:NL:HR:2020:26

Civiel

Causaal verband en omkeringsregel
Nadat een soldeermachine in brand is gevlogen waardoor een bedrijfsruimte en woning zijn verwoest, is de producent aansprakelijk gesteld door de gesubrogeerde verzekeraar van de gelaedeerde. Die stelt onder andere dat de soldeermachine niet voldeed aan de concrete aan EU-richtlijnen ontleende veiligheidsnormen die beogen te voorkomen dat als gevolg van een ontploffing of brand schade ontstaat. Het hof wijst de vordering af omdat het causale verband tussen het op de markt brengen van de machine en de brand niet kon worden vastgesteld. De HR casseert mede omdat het hof, uitgaande van toepasselijkheid van de normen, heeft verzuimd de omkeringsregel toe te passen.

ECLI:NL:HR:2020:27

Fiscaal

BV na verplaatsing naar Luxemburg belast voor dividend uit Nederlandse dochter
X BV heeft haar vestigingsplaats verplaatst naar Luxemburg en is daardoor een Sarl geworden. Haar directeur-grootaandeelhouder (dga) woont in Zwitserland. In 2012 ontvangt X een dividend van haar Nederlandse dochtermaatschappij. Volgens het hof is het dividend belast bij X omdat (i) X geen onderneming drijft tot wier vermogen de aandelen in de dochter behoren en (ii) de heffing van inkomstenbelasting van de dga wordt ontgaan, omdat het dividend belast zou zijn als het rechtstreeks aan de dga zou zijn uitgekeerd. Volgens het hof heeft X geen substance en is sprake van een volstrekt kunstmatige constructie. Volgens de HR heeft het hof de moeder-dochterrichtlijn en de vestigingsvrijheid van art. 49 VWEU niet miskend omdat daarop in geval van misbruik geen beroep kan worden gedaan.

ECLI:NL:HR:2020:21

 

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner