hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 38

Toepassing voorrangsregel in de zin van art. 7 lid 1 EVO
18 September 2020
18 september 2020

Civiel

Toepassing voorrangsregel in de zin van art. 7 lid 1 EVO
In de polisvoorwaarden van een verzekering voor een bedrijfsauto is een aansprakelijkheidsbeperking opgenomen. Op grond van het Franse recht (art. R211-7 Code des assurances) geldt een verbod op limitering van aansprakelijkheid bij dekking van schade ten gevolge van lichamelijk letsel. Op de verzekeringsovereenkomst is het recht van Sint Maarten van toepassing. Ingevolge art. 7 lid 1 EVO kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmee het geval nauw is verbonden, indien en voor zover deze bepalingen volgens het recht van dat land toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst. Bij de beslissing of aan deze dwingende bepalingen gevolg moet worden toegekend, wordt rekening gehouden met hun aard en strekking, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van deze bepalingen zouden voortvloeien. Het hof oordeelde dat art. R211-7 Code des assurances, als voorrangsregel in de zin van art. 7 lid 1 EVO, van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. De HR casseert, omdat het hof geen rekening heeft gehouden met de aard en strekking van art. R211-7 Code des assurances, noch met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van deze bepaling zouden voortvloeien. In het bijzonder heeft het hof verzuimd om een afweging te maken tussen de belangen die worden gediend door toepassing te geven aan art. R211-7 Code des assurances enerzijds en de belangen die worden gediend door toepassing te geven aan het recht van Sint Maarten anderzijds.

ECLI:NL:HR:2020:1443

Fiscaal

Verhuur tuinhuis bij eigen woning belast in box 1
Belanghebbende verhuurde in 2015 via Airbnb gedurende drie weken het tuinhuis bij haar woning. Zij meende dat het tuinhuis in box 3 viel zodat geen belasting verschuldigd was over de huuropbrengsten, maar slechts een forfaitair rendement over de waarde van het tuinhuis. De HR oordeelt evenwel dat het tuinhuis tot de eigen woning behoort. Dat brengt mee dat de huuropbrengsten in box 1 vallen en voor 70% belast zijn (art. 3.113 Wet IB). Aan de intentie van de wetgever zou namelijk geen recht worden gedaan als een tijdelijke verhuur van de gehele eigen woning anders zou worden behandeld dan tijdelijke verhuur van een gedeelte ervan.

ECLI:NL:HR:2020:1448

Straf

Opzettelijk onjuiste aangifte belastingadviseur
Een belastingadviseur heeft opzettelijk onjuiste aangifte inkomstenbelasting gedaan. De HR oordeelt dat een belastingadviseur niet kan worden aangemerkt als pleger van het delict van artikel 69 lid 2 AWR, omdat hij niet kwalificeert als degene waarop de wettelijke aangifteplicht rust. Zie ECLI:NL:HR:2020:121. De HR merkt op dat degene die anders dan als pleger betrokken is bij het onjuist of onvolledig doen van aangifte via artikel 47 tot en met 51 Sr onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk is te stellen voor die betrokkenheid. Ook kan bij een dergelijke gedraging de adviseur 'valsheid in geschrift' ten laste worden gelegd.

ECLI:NL:HR:2020:1372

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel