hoge raad

Onteigening Hedwigepolder definitief

5 January 2018

Civiel

Onteigening Hedwigepolder definitief
De eigenaar van de Hedwigepolder heeft zich met een beroep op zelfrealisatie van de bestemming (ontpoldering) verweerd tegen onteigening. De Kroon en de rechtbank hebben dat verweer gepasseerd. De HR oordeelt - anders dan de advocaat-generaal adviseerde - dat de onteigening rechtmatig is. De HR stelt voorop dat de ontpoldering een grootschalig werk betreft, namelijk de aanleg en het langdurig beheer van infrastructurele werken, waaronder waterkeringen waarmee de openbare veiligheid is gemoeid. Bovendien zijn, aldus de HR, met de aanleg en het beheer internationale verplichtingen gemoeid. De HR overweegt dat gelet op de bijzondere aard en achtergrond van de plannen voor de Hedwigepolder, de Kroon in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat alleen volle eigendom van en daarmee volledige zeggenschap over de gronden die deel uitmaken van het plangebied, waarborgt dat de belangen die zijn gemoeid met het realiseren van de beoogde infrastructurele werken en het integrale beheer van het aldus te creëren natuurgebied, voldoende tot hun recht (zullen blijven) komen.

ECLI:NL:HR:2018:7

Civiel

Merkinbreuk na hervulling 
De door Primagaz verhuurde gastank geldt als verpakking (opslagtank) van de waar (gas) en is eigendom gebleven van Primagaz. Deze gastank vertegenwoordigt – anders dan de gasflessen waarom het ging in de zaak Viking/Kosan (HvJ 14 juli 2011, C-46/10, ECLI:EU:C:2011:485) – in merkenrechtelijk opzicht geen zelfstandige economische waarde. De huurder heeft bij hervulling van de tank geen eigen etiket op de tank aangebracht, noch anderszins op voor ieder kenbare wijze duidelijk gemaakt dat de tank is gevuld met gas dat van haar afkomstig is en niet van Primagaz. Daarmee wordt inbreuk gemaakt op het merkrecht van Primagaz. Door het gebruik zonder aanvullende etikettering wordt afbreuk gedaan aan de herkomst- en kwaliteitsfunctie van het merk. Daarnaast is er geen sprake van uitputting van het merkrecht. Bij derden die met de gastank worden geconfronteerd kan immers de indruk ontstaan dat de gastank gas bevat dat afkomstig is van Primagaz, terwijl Primagaz noch de kwaliteit van het gas, noch de inachtneming van de bij haar gebruikelijke veiligheidsvoorschriften kan waarborgen.

ECLI:NL:HR:2018:10

Civiel

Eigendom van een elektriciteitsnet
Op grond van art. 5:20 lid 2 BW behoort de eigendom van een net toe aan de bevoegde aanlegger dan wel aan diens rechtsopvolger. Uit de parlementaire geschiedenis bij deze bepaling volgt dat de vraag wat behoort tot een net waarvan een definitie in een bijzondere wet is opgenomen, dient te worden beantwoord aan de hand van die definitie in die bijzondere wet. De begripsomschrijving in art. 1 lid 1 onder i Elektriciteitswet 1998 geeft in zoverre uitdrukking aan de heersende opvatting betreffende de vraag wat als bestanddeel van het daar bedoelde net aangemerkt moet worden.

De eigenaar van een net heeft reeds belang bij de vestiging van een opstalrecht voor bestanddelen van het net om het aan art. 5:21 BW ontleende exclusieve gebruiksrecht te doorbreken.

Klik hier en hier voor de uitspraken.

ECLI:NL:HR:2018:1
ECLI:NL:HR:2018:12

Fiscaal

HR: geen deelnemerschapslening of onzakelijke lening
Werknemer X van F BV verstrekt een lening aan F BV een verkrijgt tevens aandelen in F BV. De grootaandeelhouder heeft eerder een lening aan F BV verstrekt. Ter zake van een met zijn aandelenbelang overeenkomend deel van die lening gaan dezelfde leningvoorwaarden gelden als voor de door X verstrekte lening. Na het beëindigen van de dienstbetrekking vervreemdt X de lening met verlies aan de grootaandeelhouder van F BV. Hij claimt dit verlies in box 1. Het verlies is volgens de HR aftrekbaar omdat geen sprake is van een deelnemerschapslening of onzakelijke lening. De criteria voor een deelnemerschapslening moeten volgens de HR formeel en niet materieel worden beoordeeld. Verder overweegt de HR dat geen sprake is van een onzakelijke lening omdat X de lening heeft verstrekt voordat hij aandeelhouder was van F BV en ook geen sprake was van de uitzonderingssituatie waarbij alle aandeelhouders in verhouding tot hun belang in F BV een onzakelijke lening hebben verstrekt aan F BV.

ECLI:NL:HR:2018:2

 

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner