hoge raad

HR preciseert het Koot/Tideman-arrest

23 March 2018

Civiel

HR preciseert het Koot/Tideman-arrest
De HR preciseert in zijn beantwoording van door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen het Koot/Tideman-arrest (HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108). Het fixatiebeginsel staat er niet zonder meer aan in de weg dat tijdens een faillissement uit een bestaande overeenkomst nog nieuwe vorderingen ontstaan die voor verificatie in aanmerking komen. Het moet dan wel gaan om vorderingen die reeds besloten lagen in de rechtspositie van de schuldeiser zoals die bij het intreden van het faillissement bestond. Volgens de HR is dit het geval indien de nieuwe vorderingen geen uitbreiding opleveren van de aanspraken die deze schuldeiser op grond van die rechtspositie op dat tijdstip al had. Het maakt dan niet uit of het ontstaan of de omvang van de vordering op het moment van het ingaan van het faillissement nog niet zeker was. Is wel sprake van een uitbreiding, dan komen dergelijke vorderingen niet voor verificatie in aanmerking, behoudens voor zover de boedel ten gevolge van het ontstaan ervan is gebaat. Deze precisering geldt ook vanaf het moment van het ingaan van de surseance in de gevallen als bedoeld in art. 249 Fw. De HR overweegt voorts dat de precisering niet beperkt is tot vorderingen die voortvloeien uit wederkerige overeenkomsten, maar ook ziet op andere rechtsverhoudingen. Voor zover de waarde van na de faillietverklaring ontstane vorderingen onzeker is, dienen deze vorderingen te worden geverifieerd naar de geschatte waarde die deze op de dag van de faillietverklaring hebben.

ECLI:NL:HR:2018:424

Civiel

Nietigheidssanctie 3:43 lid 1 BW - reikwijdte gezag van gewijsde arbitraal vonnis 
Artikel 3:43 lid 1 BW verbindt de sanctie van nietigheid aan rechtshandelingen die strekken tot verkrijging door advocaten van goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht onder welke rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen. De HR oordeelt dat een geding aanhangig is vanaf de dag van dagvaarding of indiening van de procesinleiding; het past bij de nietigheidssanctie om de gevallen waarin zij van toepassing is duidelijk te begrenzen. De HR beslist voorts dat het moment van mededeling van een stille cessie niet bepalend is voor de vraag of het geding aanhangig is in de zin van art. 3:43 lid 1 BW: levering en overdracht van een vordering vinden plaats op het moment van het verlijden van een authentieke akte of het registreren van een onderhandse akte. De HR oordeelt dat indien in een arbitrale procedure als verweer een beroep op verrekening wordt gedaan met een tegenvordering die niet aan arbitrage is onderworpen, het gezag van gewijsde van het arbitrale vonnis zich mede uitstrekt tot het oordeel over het beroep op verrekening. Door middel van dat verweer werd immers de toewijsbaarheid van de wel aan arbitrage onderworpen primaire vordering aan de orde gesteld.

ECLI:NL:HR:2018:428

Fiscaal

Thincap (oud) - aftrekbeperking voor rente betaald aan verbonden lichaam dat geen groepsmaatschappij is
Art. 10d Wet Vpb (tekst 2004-2006) richt zich tegen onevenwichtige verdeling van financieringslasten binnen een concern. Op grond van dit artikel kan de aftrek van rente betaald aan een 'verbonden lichaam' (in de zin van art. 10a lid 4 Vpb) niet of slechts ten dele aftrekbaar zijn. Volgens de HR is voor toepasselijkheid van de aftrekbeperking niet vereist dat het verbonden lichaam tevens een groepsmaatschappij is in de zin van art. 2:24b BW.

ECLI:NL:HR:2018:414

Straf

Recht op rechtsbijstand bij politieverhoor voor niet-aangehouden verdachte 
Het hof heeft een verklaring van een niet-aangehouden verdachte, die voorafgaand aan zijn eerste politieverhoor niet was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand, gebruikt voor het bewijs. De HR vernietigt dit oordeel omdat ook een niet-aangehouden verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor op dat recht moet worden gewezen. Verzuim van dat voorschrift dient, na een daartoe strekkend verweer, in de regel te leiden tot uitsluiting van de afgelegde verklaring, tenzij de verdachte door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad.

ECLI:NL:HR:2018:368

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner