hoge raad

Geen verhaal op na het peilmoment van art. 54 Fw in rekening-courant geboekte bedragen

News Update Hoge Raad | Week 47
23 November 2018

Civiel

Geen verhaal op na het peilmoment van art. 54 Fw in rekening-courant geboekte bedragen
In eerdere arresten oordeelde de HR al dat indien een schuldenaar van een rekeninghouder bij een bank zijn schuld voldoet door betaling in diens rekening-courant, de bank zich door creditering van die rekening schuldenaar maakt van de rekeninghouder en in beginsel binnen de rekening-courantverhouding mag verrekenen met hetgeen hij van de rekeninghouder te vorderen heeft. Indien die betaling door de derde geschiedt in het zicht van faillissement van de rekeninghouder en de bank op dat moment niet te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw (na het peilmoment) is verrekening niet toegestaan. Art. 54 Fw staat ook in de weg aan verhaal krachtens een zekerheidsrecht van een na het peilmoment overgenomen vordering op de gefailleerde. De in deze prejudiciële procedure beantwoorde vraag ziet op de situatie dat een bank een pandrecht heeft op de vordering van de rekeninghouder op de bank zelf, oftewel op de in rekening-courant geboekte bedragen. De HR oordeelt dat de bank zich niet kan verhalen op de in rekening-courant geboekte bedragen, indien deze binnenkomen na het peilmoment van art. 54 Fw.

ECLI:NL:HR:2018:2189

Civiel

Beroep op verjaring in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
Een rechter heeft geprocedeerd tegen een advocaat die in een interview verklaarde dat die rechter met advocaten heeft gebeld over een zaak. In die procedure komt vast te staan dat de rechter over dat contact heeft gelogen. Daarop vordert de advocaat op grond van onrechtmatige daad schadevergoeding van de rechter. De rechter verweert zich met een beroep op verjaring. De HR bekrachtigt het oordeel van het hof dat dat beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof overweegt daartoe – samengevat – dat de advocaat door een rechter werd gedagvaard en daarnaast het gerechtsbestuur van de Haagse rechtbank en de Raad voor de rechtspraak (en daarmee de Staat) tegenover zich vond. Van de advocaat mocht in die omstandigheden niet worden verwacht een rechtsvordering in te stellen of de vordering te stuiten, wat tot verdere escalatie van het conflict zou hebben geleid. Bovendien hield de rechter er al rekening mee dat de advocaat tot aansprakelijkstelling zou overgaan en is hij niet in zijn verdedigingsbelang geschaad. Dat oordeel is volgens de HR niet onjuist of onbegrijpelijk. Een beroep op verjaring, waaronder begrepen een beroep op het niet stuiten van een verjaring, kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Dat het aanvangstijdstip van de korte verjaringstermijn mede door de billijkheid wordt bepaald, staat niet eraan in de weg dat de omstandigheden die het hof aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd, een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

ECLI:NL:HR:2018:2047

Civiel

Welbewuste instemming aanvaarding functie
Een werkgever mag pas erop vertrouwen dat een werknemer een functie heeft aanvaard die voor de werknemer een verslechtering van zijn arbeidsvoorwaarden meebrengt, indien op grond van verklaringen of gedragingen van de werknemer mag worden aangenomen dat deze welbewust met die nieuwe functie heeft ingestemd. De omstandigheid dat de werknemer de bij de nieuwe functie behorende werkzaamheden is gaan verrichten, is onvoldoende om 'welbewuste instemming' aan te nemen. Daarbij is van belang dat een werknemer in de verhouding tot zijn werkgever verplicht is de bedongen arbeid te verrichten, en hij het risico loopt dat het niet verrichten van opgedragen werkzaamheden als werkweigering zal worden aangemerkt.

ECLI:NL:HR:2018:2185

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner