Werkgevers moeten volledig loon doorbetalen over bovenwettelijke vakantie

News Update Hoge Raad

Week 23 | Werkgevers moeten volledig loon doorbetalen over bovenwettelijke vakantie
9 juni 2023

Werkgevers moeten volledig loon doorbetalen over bovenwettelijke vakantie

CIVIEL

De HR oordeelt dat voor de vraag of een vrijetijdsaanspraak van een werknemer kwalificeert als 'vakantie' in de zin van art. 7:634 BW, beslissend is of die aanspraak tot doel heeft de werknemer betaald verlof te verschaffen in verband met de werkbelasting die op hem drukt. Het komt er daarbij op aan of de aanspraak is toegekend om de werknemer gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Het moment van toekenning van de aanvraag is beslissend: de aard van de vrijetijdsaanspraak verandert niet als de toegekende uren later worden ingezet voor andere doeleinden. Werkgevers zijn op grond van art. 7:639 lid 1 BW verplicht om tijdens 'vakantie' van hun werknemers het volledige loon door te betalen. De bepaling maakt geen onderscheid tussen de wettelijk voorgeschreven vakantie en bovenwettelijke vakantie, aldus de HR. De HR bevestigt het oordeel van het hof dat werkgevers ook voor wat betreft bovenwettelijke vakantie het volledige loon moeten doorbetalen. 

ECLI:NL:HR:2023:816

HR laat oordeel hof inzake Krimschatten in stand

CIVIEL

HR laat het oordeel van het hof in stand dat Nederland de zogenoemde Krimschatten moet afgeven aan de Staat Oekraïne. Het hof had geoordeeld dat de vorderingen van de Staat Oekraïne tot teruggave van de Krimschatten moeten worden toegewezen op grond van de Museumwet Oekraïne en een ministeriële regeling van maart 2014 die de minister van Cultuur de bevoegdheid gaf in mei 2014 het besluit te nemen tot overbrenging van museumstukken voor de bewaring bij gevaar voor tenietgaan, verlies of beschadiging. Op grond van een Nederlandse wetsbepaling van internationaal privaatrecht uit het Burgerlijk Wetboek kan voorrang worden gegeven aan deze Oekraïense (publiekrechtelijke) regels. De HR verwerpt de tegen dit oordeel gerichte klachten van de Krimmusea – onder meer op basis van art. 1 Eerste Protocol – en laat het oordeel van het hof in stand.

ECLI:NL:HR:2023:865

Kwade trouw alleen betrekking op gedragingen vóór verstrijken van de aanslagtermijn 

FISCAAL

Belanghebbende ontvangt na het verstrijken van de aanslagtermijn een uitnodiging tot het doen van aangifte voor de jaren 2002 tot en met 2010. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende te kwader trouw gehandeld omdat deze de aangiftebiljetten niet heeft geretourneerd en is navordering daarom niettemin mogelijk op grond van art 16 lid 1 AWR. Het hof heeft geoordeeld dat navordering mogelijk is omdat belanghebbende te kwader trouw heeft gehandeld. De HR oordeelt echter dat kwade trouw alleen betrekking kan hebben op gedragingen van de belastingplichtige die hebben plaatsgevonden vóór het verstrijken van de aanslagtermijn. Volgens de HR heeft belanghebbende door het niet retourneren van de biljetten niet veroorzaakt dat de aanslagen binnen de geldende termijn achterwege zijn gebleven is daarom geen sprake van kwade trouw in de zin van artikel 16 lid 1 AWR. De HR vernietigt de uitspraak van het hof en de navorderingsaanslagen voor de jaren 2002 tot en met 2010. 

ECLI:NL:HR:2023:873

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel
Chantal Presilli

Key Contact

Rotterdam
Tax Lawyer | Advocaat | Counsel