Agrifood

Actualiteiten Octrooirecht

News Update Agrifood februari 2017
28 February 2017

Standpunt Raad en Commissie octrooieerbaarheid klassieke veredeling
Met de conclusies die de Raad voor Concurrentievermogen op 20 februari 2017 heeft aangenomen, hebben de Europese ministers bevestigd dat met de Biotechrichtlijn nooit is bedoeld een octrooi te verlenen op producten die het resultaat zijn van een wezenlijk biologische werkwijze. Met deze conclusies bevestigt de Raad de interpretatie van de Biotechrichtlijn die de Europese Commissie in de op 3 november 2016 gepubliceerde Interpretatieve Mededeling heeft opgenomen.

Aanleiding voor de Raadsconclusies en de Interpretatieve Mededeling van de Commissie is de discussie die is ontstaan na de uitspraken van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in de zogenaamde Tomaten II (G 2/12) en Broccoli II (G 2/13) zaken van 25 maart 2015. In deze zaken heeft de Grote Kamer van Beroep bepaald dat producten van wezenlijk biologische werkwijzen octrooieerbaar zouden kunnen zijn, ook als de werkwijze die wordt gebruikt om het voortbrengsel te verkrijgen (d.w.z. klassieke veredeling door kruisen en selecteren van planten) wezenlijk biologisch en dus niet octrooieerbaar is.

De Interpretatieve Mededeling van de Commissie geeft net als de Raadsconclusies geen juridisch bindende uitleg aan de Biotechrichtlijn. Alleen het Hof van Justitie van de EU is bevoegd tot het geven van een bindende uitleg van de Biotechrichtlijn.

De politieke doelstelling van de Raadsconclusies met betrekking tot de interpretatie van de Biotechrichtlijn is dat deze interpretatie zal worden geïmplementeerd in het octrooiverleningsbeleid van het Europees Octrooi Bureau (EOB). Het EOB is een onafhankelijke instelling die verantwoordelijk is voor de verlening van Europese octrooien. Het EOB is derhalve formeel niet gebonden aan Interpretatieve Mededeling van de Commissie en de Raadsconclusies. Naar aanleiding van de Interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie, heeft het Europees Octrooi Bureau op 12 december 2016 evenwel aangekondigd alle aanvraag- en oppositieprocedures waarin dient te worden beslist over de octrooieerbaarheid van een plant of dier verkregen middels een wezenlijk biologische werkwijze ex officio aan te houden. De vervolgstap is dat op het niveau van de administratieve raad van het EOB overeenstemming wordt bereikt ten aanzien van de omzetting van de interpretatie in het beleid van het EOB. In deze administratieve raad zijn de EU lidstaten en de tien andere leden van de Europese Octrooiorganisatie vertegenwoordigd. Een dergelijk besluit zal eerst moeten worden voorbereid door het patent comité van het EOB, dat eveneens bestaat uit vertegenwoordigers van alle leden van de Europese Octrooiorganisatie.

Lees hier de volledige tekst van de Raadsconclusies en de Mededeling van het EOB

 

Interpretatieve Mededeling Europese Commissie
De Interpretatieve Mededeling geeft de opvatting van de Commissie weer dat “..producten (planten/dieren en onderdelen van planten/dieren) die verkregen zijn door middel van wezenlijke biologische werkwijzen, van octrooieerbaarheid uitgesloten zijn.” Dit is volgens de Commissie conform de bedoeling van de EU-wetgever geweest bij het opstellen van de Biotechrichtlijn. In artikel 4 van de Biotechrichtlijn worden planten- en dierenrassen en werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren specifiek uitgesloten van de reikwijdte van octrooieerbare materie. Een uitvinding die betrekking heeft op planten of dieren is echter wel octrooieerbaar, mits de uitvinding zich niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras. De Biotechrichtlijn bepaalt evenwel niet of planten of plantenmateriaal of dieren/dierlijk materiaal verkregen door wezenlijk biologische werkwijzen, kunnen worden geoctrooieerd.

Wat betreft dwanglicenties wegens afhankelijkheid tussen houders van kwekersrechten en octrooihouders stelt de Commissie zich op het standpunt dat problemen die verband houden met “belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang” voor het plantenras of de uitvinding nadere analyse behoeven. De procedures voor (biotechnologische) octrooiaanvragen vereisen het depot van het biologisch materiaal waarvoor octrooibescherming wordt gevraagd als een bijkomend vereiste naast de adequate schriftelijke beschrijving van de uitvinding. Toegang tot dergelijk materiaal wordt geregeld in artikel 13(3) van de Biotechrichtlijn. Volgens de Commissie zorgt de formulering van dit artikel voor “..een evenwichtige en voldoende toegankelijkheid tot een monster van geoctrooieerd biologisch materiaal.” Omdat de formulering voor zich spreekt, zou ze geen aanleiding mogen geven tot meerdere interpretaties.

Lees hier de volledige Interpretatieve Mededeling van de Commissie.

 

Meld u aan voor de News Update Agrifood

Written by:

Key Contact

Brussels
Advocaat | Partner
Fleur Tuinzing-Westerhuis

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel
Greetje van Heezik

Key Contact

Brussels
Advocaat | Counsel