hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 25

Corona-betekening rechtsgeldig
19 juni 2020
19 juni 2020

Civiel

Corona-betekening rechtsgeldig
Sinds de uitbraak van het COVID-19-virus is de werkwijze van deurwaarders conform een richtlijn van de KBvG dat in gevallen waarin betekening op de voet van art. 46 lid 1 Rv gelet op het risico op besmetting niet verantwoord wordt geacht, het exploot wordt achtergelaten in een gesloten envelop ex art. 47 lid 1 Rv. De HR oordeelt dat exploten die op die wijze zijn achtergelaten in plaats van in persoon vanwege het coronavirus, rechtsgeldig zijn betekend. Uit het aangenomen wetsvoorstel 'Verzamelspoedwet COVID-19' volgt immers dat ten aanzien van exploten uitgebracht met ingang van 16 maart 2020 sprake is van ‘feitelijke onmogelijkheid’ in de zin van art. 47 lid 1 Rv indien de deurwaarder in een concreet geval constateert dat betekening van het exploot op de voet van art. 46 lid 1 Rv niet verantwoord is, gelet op de richtlijn van het RIVM om afstand te houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19. De deurwaarder kan in dat geval ermee volstaan in het exploot te vermelden dat uitreiking overeenkomstig art. 46 lid 1 Rv wegens het besmettingsgevaar met COVID-19 feitelijk onmogelijk is, dan wel in het exploot een tekst van gelijke strekking op te nemen. Hetzelfde geldt voor een 'kantoorbetekening' op de voet van artikel 63 Rv.

ECLI:NL:HR:2020:1088

Civiel

Geen aansprakelijkheid ziekenhuis en arts in twee medische zaken
De HR heeft uitspraak gedaan in twee medische zaken.

In de eerste zaak heeft de HR geoordeeld dat indien bij een geneeskundige behandeling een zaak in het lichaam van de patiënt wordt aangebracht die ten tijde van de behandeling 'state of the art' is, het gebruik van die zaak geen tekortkoming oplevert alleen maar omdat door naderhand opgekomen medische inzichten blijkt dat de zaak voor deze behandeling niet langer geschikt is.

In de tweede zaak heeft de HR prejudiciële vragen beantwoord. De HR overweegt dat een PIP-implantaat dat was gevuld met industriële siliconen reeds op het moment van gebruik ongeschikt was, waardoor het gebruik daarvan een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst oplevert. Het gebruik van een PIP-implantaat dat niet was gevuld met industriële siliconen, maar dat wel een verhoogde kans had op scheuren en lekken, levert in beginsel een tekortkoming op, tenzij een dergelijk implantaat destijds 'state of the art' was. De tekortkoming is echter niet aan de hulpverlener toe te rekenen. Daartoe overweegt de HR dat sprake was grootschalige en ernstige fraude bij de productie en aanbieding ter keuring van de implantaten en dat aansprakelijkheid van de hulpverlener voor de schade die patiënten door de implantaten hebben geleden, zal leiden tot een grote hoeveelheid schadeclaims, waartegen hulpverleners in Nederland zich moeilijk kunnen verzekeren, terwijl regres op de gefailleerde producent van de PIP-implantaten niet mogelijk is.

ECLI:NL:HR:2020:1082
ECLI:NL:HR:2020:1090

Civiel

Heeft stichting derdengelden onrechtmatig gehandeld jegens bank?
Advocaten zijn op grond van de voor hen geldende beroepsregels verplicht voor het ontvangen van derdengelden gebruik te maken van een stichting derdengelden. Het doel daarvan is de vermogensrechtelijke bescherming van derdengelden tegen verhaalsaanspraken van crediteuren van de advocaat. Daarnaast beogen de regels te voorkomen dat de stichting derdengelden oneigenlijk wordt gebruikt doordat op de door de stichting beheerde rekening gelden worden 'geparkeerd' die daar niet thuishoren. Deze beroepsregels zijn gericht tot de advocaat en niet tot de stichting derdengelden. Op een stichting derdengelden rust niet de verplichting actief te onderzoeken of op haar bankrekening binnenkomende bedragen kunnen worden aangemerkt als derdengelden. De stichting derdengelden mag in beginsel ervan uitgaan dat dit het geval is. Dat is slechts anders indien de stichting in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs moet twijfelen. De HR merkt nog op dat een vordering tot schadevergoeding jegens een stichting derdengelden niet verhaald kan worden op het saldo van de derdengeldrekening. Het vorderingsrecht ter zake van dat saldo behoort immers toe aan de gezamenlijke rechthebbenden en niet aan de stichting zelf.

ECLI:NL:HR:2020:1078

Straf

Overzichtsbeschikking digitale geprivilegieerde documenten
De HR wijst een overzichtsbeschikking met betrekking tot beslagen/vastgelegde digitale documenten die potentieel vallen onder het verschoningsrecht van geheimhouders. De HR bepaalt onder meer dat het doorgaans in de rede ligt dat onder leiding van de rechter-commissaris een schifting wordt gemaakt tussen stukken of gegevens die wel en die welke niet onder het verschoningsrecht kunnen vallen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een lijst met zoektermen. De rechter-commissaris dient deze schifting zo in te richten dat voldoende wordt gewaarborgd dat het verschoningsrecht niet door het strafrechtelijk onderzoek wordt geschonden. Dat kan meebrengen dat de rechter-commissaris de afgeleid verschoningsgerechtigde, een gezaghebbend lid van de beroepsgroep van de verschoningsgerechtigde dan wel een andere deskundige bij het onderzoek en de voorbereiding ervan betrekt. Tot slot dienen in beginsel alle betrokken geheimhouders in staat te worden gesteld zich uit te laten over hun verschoningsrecht, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is gebleken.

ECLI:NL:HR:2020:1048

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel