
News Update Hoge Raad
6 juni 2025
Privatieve last verhindert niet dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers
Civiel
In deze zaak werd door een stichting het faillissement aangevraagd van een vennootschap. De stichting had zelf een opeisbare vordering en oefende daarnaast op grond van een privatieve last de vorderingsrechten van andere schuldeisers uit. In cassatie lag de vraag voor of in een dergelijk geval wordt voldaan aan de voor faillietverklaring vereiste pluraliteit van schuldeisers. De HR beantwoordt die vraag bevestigend. De overeenkomst op grond waarvan een lasthebber een vorderingsrecht van een schuldeiser in eigen naam en met uitsluiting van de schuldeiser zal uitoefenen, doet niet eraan af dat de vordering van die schuldeiser kan dienen als steunvordering bij een verzoek van de lasthebber tot faillietverklaring van de schuldenaar.
Foutenleer van toepassing op vaste inrichting
Fiscaal
Een belanghebbende BV heeft bij het bepalen van de winst van haar Belgische vaste inrichting ten onrechte een te grote Nederlandse herinvesteringsreserve meegenomen. Hierdoor heeft de vaste inrichting een te laag bedrag aan afschrijvingen in aanmerking genomen en de winst te hoog vastgesteld, waardoor de Nederlandse winst van belanghebbende te laag was vastgesteld door een te hoge voorkoming van dubbele belasting t.a.v. de vaste inrichting. De inspecteur corrigeert deze fout met behulp van de foutenleer. De vraag is of de foutenleer zich leent voor het corrigeren van een fout in de voorkoming van dubbele belasting die is ontstaan door de afschrijvingsfout. De HR beantwoordt deze vraag bevestigend. Volgens de HR geldt de foutenleer ook voor fouten bij de winstbepaling van een vaste inrichting, zoals afschrijvingsfouten, als deze leiden tot een onjuiste vaststelling van het vermogen op de eindbalans van de vaste inrichting. Op deze manier wordt voorkomen dat winst onbelast blijft of dubbel wordt belast.
Geen laatste woord voor verdachte leidt tot vernietiging arrest
Straf
Tijdens de zitting werd aan verdachte het recht gegeven het laatste woord te voeren. Op dat laatste woord volgde een repliek van de advocaat-generaal en dupliek van de raadsman van verdachte. Daarna sloot het hof het onderzoek ter zitting. De HR oordeelt dat uit het proces-verbaal niet volgt dat verdachte, na de repliek en dupliek, opnieuw in de gelegenheid is gesteld het laatste woord te voeren. Daarmee is niet voldaan artikel 311 lid 4 Sv. Het arrest wordt daarom gedeeltelijk vernietigd en terugverwezen naar het hof.