
News Update Hoge Raad
4 juli 2025
Huur en corona: rechter kan afwijken van vastelastenmethode
Civiel
In 2021 heeft de HR prejudiciële vragen beantwoord over huurprijsvermindering voor huurders van bepaalde bedrijfsruimten voor de periode van de coronamaatregelen. In die prejudiciële beslissing oordeelde de HR dat de coronamaatregelen in beginsel hebben te gelden als onvoorziene omstandigheid en de rechter de huurovereenkomst kan aanpassen door de huurprijs te verminderen voor de periode van het omzetverlies. De HR heeft toen een rekenmodel (de vastenlastenmethode) gegeven. Vandaag oordeelt de HR dat de rechter, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in een concreet geval kan kiezen voor een andere methode van berekening van de huurprijsvermindering. De rechter mag dus van de vastelastenmethode afwijken dan wel daaraan een bepaalde toepassing geven die recht doet aan de omstandigheden van het geval. In deze zaak heeft het hof bij de beoordeling van de huurprijsvermindering rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van een basishuurprijs en een omzetgerelateerde huurprijs. Zowel de verhuurder als de huurder vond dat het hof deze omstandigheid niet op juiste wijze had betrokken bij de bepaling van de hoogte van de huurprijsvermindering. De HR oordeelt evenwel dat het oordeel van het hof niet onjuist of onbegrijpelijk is.
HR stelt prejudiciële vragen over oneerlijk proceskostenbeding
Civiel
Eerder dit jaar oordeelde de HR dat een proceskostenbeding dat ertoe strekt dat de consument bij een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen gehouden is om alle proceskosten van de wederpartij te betalen, in beginsel oneerlijk is. Er bestaat nog wel twijfel over de vraag of een rechter alsnog kan overgaan tot een proceskostenveroordeling op grond van het nationale procesrecht (art. 237 Rv), of dat Richtlijn 93/13 zich hiertegen verzet. In lijn met zijn eerdere voornemen is de HR vandaag overgegaan tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJEU.
WAM-verzekeraar kan in beginsel geen beroep doen op fraude door benadeelde-inzittende
Civiel
De HR oordeelt dat uit rechtspraak van het HvJEU volgt dat een inzittende die schade lijdt bij een verkeersongeval kan worden aangemerkt als ‘benadeelde’ (art. 1 WAM) met een eigen recht op schadevergoeding jegens de WAM-verzekeraar (art. 6 WAM). Volgens de HR laat de rechtspraak van het HvJEU geen ruimte voor een regel dat dit recht vervalt bij opzettelijke misleiding van de WAM-verzekeraar door de desbetreffende benadeelde. Evenmin geldt dat het recht op uitkering vervalt bij – kort gezegd – onjuiste inlichtingen of opzettelijke misleiding. Alleen bij misbruik van Unierecht kan uitkering worden geweigerd. Uit rechtspraak van het HvJEU volgt volgens de HR dat van dergelijk misbruik geen sprake is als de misleiding erop gericht was om een verzekeringsovereenkomst tot stand te brengen.
Afscherming geprivilegieerde informatie voldoende gewaarborgd
Straf
Het OM beschikt in een lopende strafzaak over correspondentie tussen advocaten en hun cliënt. Die correspondentie is door medewerkers geheimhouding gedeeltelijk uitgegrijsd (onleesbaar gemaakt) voor het onderzoeksteam. De advocaten verlangen in een klaagschriftprocedure dat de correspondentie wordt vernietigd. De HR overweegt dat de vernietiging van geprivilegieerde informatie ook kan plaatsvinden door een digitale bewerking van de informatie, bijvoorbeeld door uitgrijzen, zo lang dit proces voldoende wordt vastgelegd om rechterlijke controle mogelijk te maken. In dit geval is voldoende gewaarborgd dat het onderzoeksteam geen kennis kon nemen van geprivilegieerde informatie, omdat 1) leden van het onderzoeksteam alleen toegang hebben tot de vergrijsde informatie en niet in staat zijn die informatie te ontgrijzen, 2) handelingen die betrekking hebben op uitgrijzen en ontgrijzen worden geverbaliseerd en 3) het ontgrijzen alleen kan plaatsvinden na een onherroepelijk oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een bevel tot vernietiging als bedoeld in artikel 126aa lid 2 Sv.