
News Update Hoge Raad
13 juni 2025
Hybride zitting is mogelijk zonder instemming alle partijen
Civiel
De HR oordeelt dat het in civiele procedures mogelijk is dat één van partijen op eigen verzoek via een videoverbinding deelneemt aan een zitting. Instemming van alle partijen is niet nodig. 'Ter terechtzitting verschijnen' kan dus ook online, aldus de HR. Tegelijkertijd verdient een mondelinge behandeling waarbij alle partijen fysiek aanwezig zijn de voorkeur. De rechter die een verzoek tot deelname via videoverbinding ontvangt, dient dan ook na te gaan of dat verzoek een legitiem doel dient en of deelname op afstand deugdelijk kan worden georganiseerd. Als een andere partij bezwaar maakt tegen een hybride zitting, moet de rechter zijn beslissing daarover motiveren.
Naheffingsaanslag vernietigd omdat belanghebbende niet is uitgenodigd om zienswijze te geven op voorgenomen naheffing
Fiscaal
X BV, de belanghebbende, ontvangt van de inspecteur mededeling van diens voornemen om een btw-naheffingsaanslag op te leggen en de standpunten waar die btw-naheffingsaanslag op gebaseerd zou kunnen zijn. Twee maanden later legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag van € 12,4 miljoen op aan X BV. Volgens belanghebbende heeft de inspecteur belanghebbende niet uitgenodigd om diens zienswijze over het boekenonderzoek, de standpunten van de inspecteur en de onderdelen van de btw-naheffingsaanslag naar voren te brengen. Volgens de HR had de inspecteur voor het opleggen van de naheffingsaanslag belanghebbende in niet mis te verstane bewoordingen moeten uitnodigen om haar zienswijze te geven. De HR vernietigt de btw-naheffingsaanslag wegens schending van het EU-rechtelijke verdedigingsbeginsel door de inspecteur.
Strafrechtelijke transactieovereenkomst in beginsel vernietigbaar i.g.v. bedrog en dwaling
Straf
Eiser heeft met het OM een transactieovereenkomst gesloten ex art. 74 Sr met betrekking tot het delict schending van bedrijfsgeheimen. Dit is een klachtdelict waarvoor vervolging alleen mogelijk is als het slachtoffer een klacht (uitdrukkelijk verzoek tot vervolging) heeft ingediend. Eiser voorkwam met het met sluiten van de transactie dat hij werd vervolgd, maar zijn medeverdachten worden wel vervolgd. Bij de behandeling van hun zaak blijkt dat het proces-verbaal waarin is vastgelegd dat het slachtoffer een klacht heeft ingediend vals is en dus niet is voldaan aan het klachtvereiste, als gevolg waarvan het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van dit delict. Eiser wendt zich vervolgens tot het OM en eist dat de transactie ongedaan wordt gemaakt, met een beroep op bedrog en dwaling (art. 3:44 BW resp. 6:228 BW). De HR oordeelt dat het Wetboek van Strafrecht, de aard van de transactie noch enige andere (on)geschreven regel zich ertegen verzet dat de civielrechtelijke bepalingen over bedrog en dwaling – op grond van de schakelbepalingen van art. 3:59 BW resp. art. 6:216 BW – van overeenkomstige toepassing zijn op een transactie. Daarom kan een strafrechtelijke transactie in beginsel worden vernietigd met een beroep op de civielrechtelijke bepalingen over bedrog en dwaling.