hoge raad

Beloningsregelgeving financiële sector niet van openbare orde

1 juni 2018

Civiel

Beloningsregelgeving financiële sector niet van openbare orde
Rabobank en een oud-regiodirecteur strijden over een overeengekomen beëindigingsvergoeding. Bij pleidooi in hoger beroep stelt Rabobank voor het eerst dat een vertrekvergoeding voor een bestuurder krachtens art. 1:125 lid 2 Wft niet meer mag bedragen dan 100% van de vaste beloning op jaarbasis, en dat de beëindigingsovereenkomst in zoverre nietig is krachtens art. 1:116 lid 3 Wft. Het hof passeert dit betoog op de grond dat het te laat is gevoerd. In cassatie klaagt Rabobank dat het hof het betoog wel had moeten behandelen, omdat het hier gaat om recht van openbare orde dat het hof ook ambtshalve had moeten toepassen. De HR verwerpt dit standpunt. Hoewel met art. 1:125 lid 2 Wft zwaarwegende belangen worden gediend, is deze bepaling niet van openbare orde omdat zij niet strekt ter bescherming van algemene belangen van zo fundamentele aard dat zij altijd door de rechter moet worden toegepast.

ECLI:NL:HR:2018:818

Civiel

Schriftelijkheidsvereiste bij opzegging
Tussen partijen is in geschil of hun vennootschap onder firma door opzegging is geëindigd als gevolg van een telefonische uitlating van vennoot 1. Vennoot 1 betwist dat vennoot 2 zijn uitlating als opzegging mocht begrijpen en beroept zich daartoe op het schriftelijkheidsvereiste voor opzegging in de vennootschapsakte. Het hof oordeelt dat dit vereiste niet in de weg staat aan een niet voorgeschreven en dus onregelmatige wijze van opzegging, zolang de bewoordingen maar voldoende duidelijk zijn. De HR casseert: het hof heeft miskend dat het schriftelijkheidsvereiste van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of de telefonische uitlating van vennoot 1 redelijkerwijs door vennoot 2 mocht worden opgevat als opzegging. 

ECLI:NL:HR:2018:819

 

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner