hoge raad

Koninkrijk is niet één rechtsgebied voor tenuitvoerlegging buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken

8 december 2017

Civiel

Koninkrijk is niet één rechtsgebied voor tenuitvoerlegging buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken
Sonera had van de Nederlandse rechter verlof gekregen om een arbitraal vonnis van een Zwitsers scheidsgerecht ten uitvoer te leggen. Het Gemeenschappelijke Hof stond tenuitvoerlegging in Curaçao niet toe. Sonera betoogde dat deze beslissing in strijd is met art. 40 van het Statuut waarin is bepaald dat het Koninkrijk voor wat betreft de tenuitvoerlegging van binnen het Koninkrijk gegeven rechterlijke uitspraken als één rechtsgebied wordt beschouwd. De HR beslist echter dat erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken in het Statuut niet wordt aangemerkt als een aangelegenheid van het Koninkrijk. De (Caribische) landen mogen daarover dus zelf beslissen. De HR verwerpt het cassatieberoep van Sonera.

ECLI:NL:HR:2017:3104

Civiel

Beroepstermijn bij doorbreking rechtsmiddelenverbod art. 282 Fw
Beslissingen van een rechter-commissaris als bedoeld in art. 267 Fw en art. 268a Fw (ter zake van een tijdens de surseance aan de schuldeisers aangeboden akkoord) vallen onder het rechtsmiddelenverbod van art. 282 Fw. Een rechtsmiddel kan niettemin op doorbrekingsgronden worden ingesteld. Zowel voor hoger beroep als cassatie is de termijn acht dagen, overeenkomstig de termijn die geldt voor gevallen in titel II van de Faillissementswet (surséance van betaling) waarin wel is voorzien in een rechtsmiddel.

ECLI:NL:HR:2017:3110

Civiel

Ruime uitleg art. 6 sub 3 EEX-Vo (bevoegdheid reconventionele vorderingen)
Art. 6 sub 3 EEX-Vo (thans art. 8 sub 3 Herschikte EEX-Vo) bepaalt dat de verweerder ter zake van een reconventionele vordering ook kan worden opgeroepen voor het gerecht waar de principale vordering aanhangig is als de vorderingen voortvloeien uit hetzelfde 'rechtsfeit'. Die term heeft volgens de HR een ruime strekking. Deze bepaling is derhalve van toepassing als de vordering in reconventie voortspruit uit de overeenkomst of uit het feitencomplex waarop de vordering in conventie is gegrond.

ECLI:NL:HR:2017:3105

Fiscaal

Onzakelijk hoge huurvergoeding vormt deels betaling voor goodwill onderneming
De met belanghebbende in een fiscale eenheid gevoegde dochtermaatschappij verkoopt haar onderneming aan een niet-gelieerde koper. De koper huurt na de overdracht van de onderneming ook het pand waar de onderneming werd gedreven van de verkoper. De HR volgt de beslissing van het hof dat – ondanks dat sprake is van onafhankelijke partijen – zowel de overeengekomen huur als de verkoopprijs voor de onderneming onzakelijk is. De onzakelijk hoge huur vormt deels een betaling voor goodwill. De verkoopprijs wordt daarom verhoogd met de contante waarde van het onzakelijke gedeelte van de huurtermijnen. Die waarde wordt daardoor meteen belast, in plaats van gespreid in de toekomst.

ECLI:NL:HR:2017:3075

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner