
Zekerheidsstelling na uitvoerbaarverklaring bij voorraad
18 October 2019
18 oktober 2019
Civiel
Zekerheidsstelling na uitvoerbaarverklaring bij voorraad
Natwest vordert dat de HR aan de door het hof uitgesproken uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbindt dat ISG, een vennootschap uit de British Virgin Islands, zekerheid stelt. Volgens Natwest heeft zij geen enkel inzicht kunnen krijgen in de vermogens- en liquiditeitspositie van ISG, zijn ISG en haar bestuurders niet traceerbaar en hebben de BVI geen erkennings- en executieverdrag met Nederland. De HR overweegt dat voor de vordering tot het verbinden van zekerheidstelling aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van een in vorige instantie gegeven beslissing, hetzelfde geldt als wat hij reeds heeft beslist over de vordering om een beslissing die in een vorige instantie is gegeven alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). De HR weegt de wederzijdse belangen zelf af en wijst de vordering van Natwest tot zekerheidsstelling toe.
ECLI:NL:HR:2019:1607
Fiscaal
Bewijslastverdeling bij verzoek teruggaaf van dividendbelasting
Belanghebbende is een Japanse public interest corporation waarbij 72 pensioenfondsen zijn aangesloten. Zij heeft verzocht om teruggave van dividendbelasting die is ingehouden op uitkeringen door Nederlandse vennootschappen. Volgens de HR is voor zo'n teruggave vereist dat belanghebbende bewijst dat zij de gerechtigde is tot de opbrengsten van de Nederlandse aandelen. Voor teruggave is volgens art. 10 lid 1 Div. bel. echter geen plaats als belanghebbende niet de 'uiteindelijk gerechtigde' is tot de dividenden. Vanwege het uitzonderingskarakter van deze bepaling moet de inspecteur bewijzen dat belanghebbende niet de uiteindelijk gerechtigde is.
ECLI:NL:HR:2019:1610