News Update Hoge Raad

FISCAAL

HR stelt prejudiciële vragen: renteaftrekbeperking bij zakelijke leningen in strijd met EU-recht?
Belanghebbende is een lening aangegaan bij haar, in België gevestigde, groepsfinancieringsmaatschappij ("Finco") voor de externe acquisitie van NV. Finco zelf heeft de lening gefinancierd met een kapitaalstorting door de gezamenlijke moedermaatschappij van Finco en belanghebbende. Finco is laagbelast. In geschil is of de weigering van renteaftrek op basis van art. 10a Wet Vpb in strijd is met de Europese verkeersvrijheden. De renteaftrek wordt op basis van dit artikel geweigerd indien, zoals in dit geval, een lening is verkregen van een verbonden lichaam en de schuld (in)direct verband houdt met een besmette rechtshandeling, namelijk de verwerving van NV die na verwerving met belanghebbende verbonden is. De rente is alsnog aftrekbaar als de belanghebbende aannemelijk maakt dat aan de schuld en de daarmee verband houdende acquisitie zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Daarnaast is de rente ook aftrekbaar als de rentebetalingen bij Finco zijn belast naar een reële heffing. De HR oordeelt dat sprake was van een onzakelijke (kunstmatige) omleiding door eerst kapitaal te storten en vervolgens een lening te verstrekken aan belanghebbende. In het Lexel-arrest heeft het HvJEU geoordeeld dat transacties die tegen marktconforme voorwaarden zijn aangegaan geen volstrekt kunstmatige constructies zijn en dat kosten als gevolg daarvan niet in aftrek mogen worden beperkt. Op grond hiervan stelt de HR zich de vraag of art. 10a Wet Vpb een ongerechtvaardigde belemmering vormt, in zoverre door de toepassing van deze bepaling ook marktconforme rentelasten in aftrek worden geweigerd. Ook vraagt de HR zich af of het voor de toepassing van art. 10a Wet Vpb uitmaakt of de belastingplichtige een interne of externe acquisitie met de groepsschuld financiert. De HR stelt hierop betrekking hebbende prejudiciële vragen aan het HvJEU.

ECLI:NL:HR:2022:1121

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad