News Update Hoge Raad | Week 20

21 mei 2021

Civiel

Schending controleplicht rekeningafschriften kan niet leiden tot verval van recht op herstel bankrekening door de bank
Een betalingstransactie die door de bank is geauthenticeerd kan nog steeds een niet-toegestane betalingstransactie zijn in de zin van art. 7:522 lid 2 BW, indien een derde op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van het betaalinstrument van een rekeninghouder. In zo'n geval hoeft de rekeninghouder de verliezen alleen te dragen indien hem fraude kan worden verweten of hij met opzet of grove nalatigheid zijn op grond van de wet of de bankvoorwaarden geldende verplichtingen niet is nagekomen. De verplichting op grond van de wet om niet-toegestane betalingstransacties onverwijld te melden ontstaat pas zodra de rekeninghouder subjectieve bekendheid heeft van deze transacties. Daarvan kan niet ten nadele van een consument worden afgeweken. Bankvoorwaarden die de rekeninghouder verplichten om rekeningafschriften direct na ontvangst te controleren en bepalen dat schending van die verplichting grove nalatigheid oplevert, wijken ongeoorloofd af van de wettelijke regeling.

ECLI:NL:HR:2021:749

Civiel

Niet van toepassing zijn van de Algemene termijnenwet leidt niet tot een kortere termijn
Indien de Algemene termijnenwet niet van toepassing is op een termijn, dan wordt deze termijn niet verlengd indien de laatste dag daarvan op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag valt. Dit heeft niet tot gevolg dat indien de termijn op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, de termijn wordt verkort tot de daaraan voorafgaande dag die niet zo’n dag is.

ECLI:NL:HR:2021:747

Civiel

Precedentwerking arrest HR is geen 'voldoende belang' bij vordering tot voeging
In een cassatieprocedure tussen de Staatloterij en X heeft de Stichting Loterij Incasso gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van X. Stichting Loterij Incasso stelt dat zij belang heeft bij voeging omdat haar belangen en die van X volledig parallel lopen en de uitkomst van deze cassatieprocedure van evident belang is voor haar rechtspositie. De HR overweegt dat voor het aannemen van een zodanig belang voor voeging (artikel 217 Rv) voldoende is dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen vallen feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. In de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is volgens de HR niet reeds een voldoende belang gelegen, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen.

ECLI:NL:HR:2021:750

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad