hoge raad

News Update Hoge Raad | Week 45

Vrijheid rechter bij vaststellen prijs uitkoopregeling
6 November 2020
6 november 2020

Civiel

Vrijheid rechter bij vaststellen prijs uitkoopregeling
De uitkoopprocedure van art. 2:201a BW maakt het een grootaandeelhouder mogelijk de andere aandeelhouder(s) uit te kopen tegen een door de rechter vast te stellen prijs. Uit de wetsgeschiedenis bij dit artikel en art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM blijkt dat de aandeelhouder(s) een reële en redelijke vergoeding moet(en) worden toegekend. De rechter komt bij de keuze voor een waardebegrip of een wijze van waardevaststelling vrijheid toe. Het staat de rechter vrij om bij het vaststellen van de prijs van de over te dragen aandelen te abstraheren van de gevolgen van (onrechtmatige) handelingen die de uitkopende aandeelhouder in het verleden heeft verricht en die de waarde van de aandelen ten nadele van de uit te kopen aandeelhouder(s) hebben verminderd.

ECLI:NL:HR:2020:1745

Civiel

Partijbedoeling speelt geen rol bij kwalificatie arbeidsovereenkomst
Bij de beoordeling van de vraag of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, gaat het erom of de, door uitleg van de overeenkomst vast te stellen, rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst in art. 7:610 BW. Is dit het geval, dan moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. De kwalificatie van de overeenkomst moet worden onderscheiden van de daaraan voorafgaande vraag welke rechten en verplichtingen zijn overeengekomen. Die vraag dient aan de hand van de Haviltexmaatstaf te worden beantwoord.

ECLI:NL:HR:2020:1746

Civiel

Strijd met Gelijkebehandelingsrichtlijn van niet compenseren schoolvakantie bij samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof
Op grond van de cao-bepalingen Voortgezet Onderwijs wordt samenloop van zwangerschaps- en bevallingsverlof met andere schoolvakanties dan de zomervakantie niet gecompenseerd. Dit brengt mee dat de vrouwelijke werknemer daardoor in beginsel het vakantieverlof verliest dat valt in andere schoolvakanties dan de zomervakantie, voor zover het door haar genoten zwangerschaps- en bevallingsverlof in zo’n andere schoolvakantie valt. Hierdoor wordt een direct onderscheid gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. Naar het oordeel van de HR is dit in strijd met de Gelijkebehandelingsrichtlijn en met de Nederlandse implementatie daarvan in art. 7:646 lid 1 BW en art. 5 lid 1, aanhef en onder e, Awgb.

ECLI:NL:HR:2020:1748

Fiscaal

Deelnemingsvrijstelling niet van toepassing bij Duitse cum/ex-transactie
Een Nederlandse vennootschap heeft een ten tijde van een superdividend een cum/ex-transactie verricht met callopties. Als gevolg van een lacune in Duitse wetgeving heeft de vennootschap hiermee een voordeel behaald ter hoogte van de dividendbelasting die in Duitsland niet afgedragen hoefde te worden. De HR oordeelt, op basis van het Falconsarrest, dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op voor- en nadelen uit hoofde van een calloptie, indien de schrijver van die optie ten tijde van het sluiten van de optieovereenkomst niet beschikt over de onderliggende aandelen die bij uitoefening van de calloptie geleverd zouden moeten worden. Voorts oordeelt de HR dat het voordeel dat de vennootschap heeft genoten, is veroorzaakt door de toepassing van de Duitse wetgeving en niet zijn oorsprong vindt in de waardeontwikkeling van de aandelen. De deelnemingsvrijstelling is daarom niet van toepassing.

ECLI:NL:HR:2020:1738

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner