Pensioenrechtelijke ontwikkelingen in 2024
15 januari 2024
Naast de invoering van de Wet toekomst pensioenen, zijn er ook andere thema's op het gebied van pensioenrecht die aandacht vragen. In deze news update gaan wij in op twee uitspraken van het HvJ-EU over grensoverschrijdende waardeoverdracht, de nieuwe Code Pensioenfondsen en verlaging toetredingsleeftijd pensioenregeling.
Nieuwe Code Pensioenfondsen
De wijziging van de Code Pensioenfondsen is per 1 januari 2024 in werking getreden. De vorige Code Pensioenfondsen dateerde uit 2018. De Code Pensioenfondsen is wettelijk verankerd en heeft daardoor een niet vrijblijvend en belangrijke regulerende functie.
De wijziging zijn onder andere op de onderwerpen:- 'duurzaamheid en beleggingsbeleid' (norm 2);
- 'visie, missie en strategie' (norm 1); en
- 'diversiteit en inclusie' (o.a. norm 34).
Ook de Wet toekomst pensioenen leidde tot de nodige aanpassingen, onder andere op het gebied van 'keuzebegeleiding' (norm 5) en het 'meer centraal stellen van de belanghebbenden' (o.a. norm 32).
In overleg met de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector (VITP) komen ook de principes en normen uit de VITP-toezichtcode zoveel mogelijk terug in de Code Pensioenfondsen. Om die reden besloot de VITP om tegelijkertijd met het invoeren van de gewijzigde Code Pensioenfondsen door de Pensioenfederatie, de eigen VITP-toezichtcode in te trekken. Daarmee krijgen ook de uitgangspunten voor een goed en verantwoord intern toezicht een wettelijke verankering.
Verlaging toetredingsleeftijd pensioenregeling naar 18 jaar
Per 1 januari 2024 is de verlaging van de leeftijd van deelname aan een pensioenregeling verlaagd van 21 naar 18 jaar. Deze wijziging maakt deel uit van de Wet toekomst pensioenen, maar in tegenstelling tot de uiterlijke implementatiedatum per 1 januari 2028 van de overige elementen van deze wet, is deze wijziging dus inmiddels ingegaan. De pensioenovereenkomsten en -reglementen moeten op dit punt aangepast worden.
Voor bestaande gestaffelde premieovereenkomsten staan het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst toe om voor 18- en 19-jarige werknemers uit te gaan van het premiepercentage, dat geldt voor het voorafgaande leeftijdscohort voor 20-24-jarigen. Hierdoor wordt de maximale pensioenpremie voor 18- en 19-jarige werknemers hoger dan past bij deze leeftijdscategorie. Het is overigens de vraag of dit niet leidt tot leeftijdsdiscriminatie. Ook moet de pensioenregeling nu al op dit punt aangepast worden. Dit vereist instemming van de ondernemingsraad en werknemers. De vraag is hoe dit zo efficiënt mogelijk ingepast kan worden in de overige wijzigingen in het kader van de Wet toekomst pensioenen die op een later tijdstip plaatsvinden.
Minder belemmeringen bij grensoverschrijdende waardeoverdracht
Op 16 november 2023 wees het Hof van Justitie van de EU (HvJ) in twee uitspraken Nederland terecht over te belemmerende wetgeving (het ging om de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting) met het oog op internationale waardeoverdracht van opgebouwde pensioenen vanuit Nederland.
In tegenstelling tot een waardeoverdracht van pensioenkapitaal van de ene pensioenuitvoerder naar de andere binnen Nederland, worden bij een waardeoverdracht van een in Nederland gevestigde pensioenuitvoerder naar een in een andere lidstaat gevestigde pensioenuitvoerder diverse belemmeringen opgeworpen door Nederland. Deze belemmeringen zorgen er in de praktijk voor dat geen grensoverschrijdende waardeoverdracht kan plaatsvinden.
De belangrijkste belemmeringen betreffen twee fiscale eisen die Nederland stelt:- De eis dat de pensioenregeling van de nieuwe, in het buitenland gevestigde, werkgever geen ruimere afkoopmogelijkheid mag hebben dan in Nederland is toegestaan (en dat is al snel het geval).
- De in het buitenland gevestigde pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever moet een overeenkomst sluiten met de Nederlandse belastingdienst waarin de buitenlandse pensioenuitvoerder zich aansprakelijk stelt voor de in Nederland verschuldigde belasting bij afkoop van het pensioen.
Bij een waardeoverdracht binnen Nederland worden dergelijke eisen niet gesteld. Voor dit verschil in behandeling binnen Nederland in vergelijking met een grensoverschrijdende situatie, waren volgens het HvJ ook geen rechtvaardigingsgronden aan te wijzen.
Het gevolg hiervan is dat met een beroep op deze rechtspraak de werknemer die een dienstbetrekking aanvaard in een andere lidstaat dan Nederland, gemakkelijker gebruik kan maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht van zijn in Nederland opgebouwde pensioen.
Dit speelt bijvoorbeeld bij tijdelijk in Nederland werkzame personen die – al dan niet verplicht – pensioen opbouwen bij een Nederlandse pensioenuitvoerder. Als deze werknemer terugkeert naar zijn land van oorsprong of een ander land waar de werknemer tewerkgesteld wordt, kan het – doorgaans kleine - in Nederland opgebouwde pensioen gemakkelijker worden 'meegenomen' naar de (oorspronkelijke) pensioenuitvoerder.