Bill for the Future of Pensions Act passed and entry into force of bill for the Lump Sum Payments (revision) Act pushed back

News Update Employment & Pensions

Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen aangenomen en uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens
31 januari 2023

Begin juni 2019 is een pensioenakkoord bereikt. In dit akkoord hebben het kabinet en de sociale partners samen afspraken gemaakt over de vernieuwing van het pensioenstelsel. Deze afspraken zijn nader uitgewerkt en leidde tot drie wetsvoorstellen: Wet temporisering AOW, Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en Toekomst Pensioenen.

Het belangrijkste wetsvoorstel daarvan betreft het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen.

Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen

Het ontwerpwetsvoorstel Toekomst Pensioenen werd op 16 december 2020 gepubliceerd voor internetconsultatie. Een nieuw concept van dit wetsvoorstel waarin een deel van het commentaar uit de consultatie is verwerkt, werd op 26 november 2021 naar de Raad van State gestuurd voor advies. Het voorstel werd in maart 2022 ingediend bij de Tweede Kamer en op 22 december 2022 aangenomen. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. De verwachting is dat het ook daar wordt aangenomen. De verwachtte inwerkingtreding is 1 juli 2023.

Enkele belangrijke punten uit het wetsvoorstel:

  • werkgevers en sociale partners moeten uiterlijk op 1 juli 2024 een concept besluit nemen over de nieuwe regeling, de compensatie van werknemers, ex-werknemers en gepensioneerden en over het al dan niet 'invaren' van al opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in de nieuwe pensioenregeling. Uiterlijk op 1 januari 2025 moet vervolgens een definitieve keuze gemaakt worden voor een nieuwe pensioenregeling op basis van een premieregeling ('beschikbare premiesysteem'). Gekozen moet worden tussen twee soorten premieregelingen: de 'solidaire premieregeling' of de ‘flexibele premieregeling’. Uiterlijk op 1 januari 2027 moeten alle regelingen zijn aangepast aan het nieuwe wettelijk kader. Bestaande salaris-diensttijdregelingen (zoals eind- en middelloonregelingen, al dan niet gefinancierd met een vaste of maximale premie (CDC-regelingen)), kunnen na 1 januari 2027 niet langer worden voortgezet;
  • werkgevers en sociale partners maken een transitieplan voor de overstap naar de nieuwe regeling. De pensioenuitvoerder verstrekt daarbij informatie.
  • waar nodig moeten deelnemers 'adequaat' gecompenseerd worden voor de overgang naar de nieuwe regeling. De transitie dient echter wel kostenneutraal plaats te vinden. In het transitieplan moet worden aangegeven hoe de overgang naar de nieuwe regeling voor werknemers plaatsvindt;
  • vanaf 1 januari 2024 worden de nieuwe afspraken geïmplementeerd door de pensioenuitvoerders. Vóór 1 januari 2027 moet de implementatie afgerond zijn.
  • de beschikbaar te stellen premie voor ouderdoms- en partnerpensioen na de pensioendatum wordt vooralsnog (fiscaal) begrensd op ten hoogste 30% van de pensioengrondslag. Dit geldt voor alle pensioenregelingen. De kosten voor risicoverzekeringen en uitvoering komen daar nog bovenop;
  • iedere werknemer krijgt een individuele kapitaalopbouw waarmee op de pensioendatum een vast of variabel pensioen wordt ingekocht;
  • iedere werknemer, ongeacht zijn of haar leeftijd, krijgt binnen de pensioenregeling van de werkgever recht op eenzelfde percentage pensioenpremie; en
  • voor premieregelingen en verzekerde middelloonregelingen die voor 1 januari 2023 bestaan en die zijn gebaseerd op een ‘progressieve’ premiestaffel komt een overgangsregeling. Onder voorwaarden kunnen premieregelingen met een progressieve staffel ook na 2027 worden voortgezet voor bestaande werknemers.

Wet temporisering AOW

De Wet temporisering AOW is in werking getreden per 1 januari 2020. Hierdoor is de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 bevroren op 66 jaar en 4 maanden, in plaats van de eerder afgesproken leeftijd van 66 jaar en 8 maanden. Sinds 2022 stijgt de AOW-leeftijd weer. In 2022 was de AOW-leeftijd 66 jaar en 7 maanden. In 2023 stijgt de leeftijd verder naar 66 jaar en 10 maanden, en in 2024 naar 67 jaar. Daarna zal de AOW-leeftijd met 8 maanden stijgen per jaar dat we langer leven, in plaats van een jaar.

Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is per 1 januari 2021 van kracht geworden en regelt:

  • de mogelijkheid tot een eenmalige uitkering van tien procent van het pensioenvermogen bij pensioeningangsleeftijd ("lumpsum");
  • een tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing bij vervroegde uitdiensttredingsregelingen; en
  • uitbreiding van de mogelijkheden tot fiscaal verlofsparen.

Lumpsum

De lumpsum is een gedeeltelijke afkoop van het pensioenvermogen. Dit is op dit moment nog  niet mogelijk. Omringende landen kennen echter wel een mogelijkheid tot gedeeltelijke afkoop van het pensioen voor bepaalde doelen. Om dit ook voor Nederland mogelijk te maken, zijn er wetswijzigingen nodig om te voorkomen dat er fiscale strafheffing plaatsvindt bij het uitkeren van een deel van het pensioenvermogen.

De pensioenuitvoerder van de deelnemer is vanaf de inwerkingtreding van dit deel van de nieuwe wetgeving verplicht om het verzoek tot afkoop toe te staan, als er is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de afkoop bedraagt maximaal 10% van de opgebouwde waarde;
  • de afkoop mag alleen plaatsvinden op pensioendatum;
  • er mag niet tegelijkertijd gebruik gemaakt worden van de zogenaamde hoog/laag constructie waarbij de uitkeringen kunnen variëren in hoogte; en
  • het resterende pensioen moet hoger zijn dan de wettelijke afkoopgrens (EUR 594,89 in 2023).

In de nog niet in werking getreden wetsbepalingen wordt de mogelijkheid geboden om ervoor te kiezen het bedrag ineens tot uitkering te laten komen op de pensioeningangsdatum van het tweedepijlerpensioen van de werkgever of in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde AOW-gerechtigd wordt. In juni 2022 is het wetsvoorstel 'Wet herziening bedrag ineens' ingediend bij de Tweede Kamer. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen en in werking treedt, vervalt de zojuist genoemde mogelijkheid. Binnen het nieuwe voorstel is de lumpsum alleen toegankelijk voor diegenen die hun tweede pijlerpensioen van de werkgever laten ingaan in de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt of op de eerste dag van de maand die daarop volgt. In dat geval mag de lumpsum tot 1 januari van het jaar na het jaar waarin de AOW-leeftijd werd bereikt worden uitgesteld. Een lange periode tussen pensionering en het opnemen van de lumpsum blijkt niet goed uitvoerbaar te zijn.

De beoogde datum inwerkingtreding van dit specifieke deel van deze wet is 1 januari 2024. Twee jaar na inwerkingtreding wordt dit gedeelte van de wet geëvalueerd. 

RVU

Een regeling voor oudere werknemers waarmee zij in staat zijn de periode tot hun AOW-leeftijd of pensioendatum te overbruggen, kan kwalificeren als een regeling voor vervroegde uittreding ("RVU"). Als dat het geval is, is de werkgever een zogenaamde pseudo-eindheffing van 52% over de vergoeding verschuldigd. Om oudere werknemers tegemoet te komen, voorziet het pensioenakkoord in een drempelvrijstelling voor de RVU-strafheffing voor de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 december 2025.

Deze drempelvrijstelling houdt in dat een werkgever géén strafheffing verschuldigd is wanneer:

  • de uitkering start binnen de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd en mag maximaal drie jaar duren; en
  • de bruto vergoeding niet hoger is dan een nader vast te stellen drempelbedrag (EUR 2.037,- per maand (bedrag 2023)).

Bedraagt de vergoeding meer dan het drempelbedrag, dan is de werkgever over het meerdere de RVU-strafheffing verschuldigd. Dat geldt ook als de vervroegde uittreding eerder dan drie jaar voor de AOW-leeftijd ingaat. De tijdelijke versoepeling van de RVU-strafheffing faciliteert met name de totstandkoming van regelingen voor vervroegde uittreding voor werknemers met lagere lonen. Ontvangt een werknemer een hoger loon, dan komt de vergoeding meestal boven het vrijgestelde drempelbedrag uit en is de werkgever over het meerdere de RVU-strafheffing verschuldigd.

Uitbreiding verlofsparen

De huidige regeling met betrekking tot verlofsparen bestaat sinds 1 januari 2021. De al bestaande fiscale mogelijkheid tot het sparen van fiscaal gefaciliteerd vakantie- en compensatieverlof werd daarmee vergroot van vijftig weken naar een verlofspaarsaldo van honderd weken. Dit fiscaal verlof kan gebruikt worden voor vervroegde pensionering, maar ook voor bijvoorbeeld zorg- of sabbaticalverlof. 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner