hoge raad

Prejudiciële vragen over auteursrechtinbreuk door Usenetaanbieder

News Update Hoge Raad | Week 23
7 juni 2019
7 juni 2019

Civiel

Prejudiciële vragen over auteursrechtinbreuk door Usenetaanbieder
De HR stelt vier prejudiciële vragen aan het HvJEU over mogelijke auteursrechtinbreuk door NSE, een exploitant voor Usenetdiensten. Usenet is een wereldwijd platform voor het uitwisselen van berichten en bestanden. Volgens de HR bestaat twijfel over het antwoord op de vragen of (1) NSE een 'mededeling aan het publiek' heeft verricht, (2) zo ja, of die in de weg staat aan toepassing van de vrijwaring van aansprakelijkheid voor hosting in art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel, (3) of NSE anderszins een actieve rol heeft gespeeld die in de weg staat aan een geslaagd beroep op deze vrijwaring van aansprakelijkheid en (4) in hoeverre tegen de Usenetaanbieder die een mededeling aan het publiek verricht en aan wie een geslaagd beroep toekomt op de vrijwaring, maatregelen kunnen worden getroffen ter beëindiging of voorkoming van de inbreuk.

ECLI:NL:HR:2019:849

Civiel

Zorgverzekeraar mag niet-gecontracteerde zorg vergoeden tegen 75% van het tarief voor gecontracteerde zorg
De zorgverzekeraar heeft een grote mate van vrijheid om de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te bepalen. Onjuist is de stelling dat de zorgverzekeraar de vergoeding slechts mag verminderen met de (gemiddelde) extra (administratie)kosten die zijn gemoeid met de afwikkeling van de niet-gecontracteerde zorg in kwestie. Art. 13 lid 1 Zvw biedt geen steun voor de opvatting dat het hinderpaalcriterium zich in algemene zin verzet tegen een generieke korting, zoals de door Achmea c.s. gehanteerde korting van 25%. De HR overweegt dat de zorgverzekeraar bij berekening van het vergoedingspercentage mag uitgaan van de gemiddelde ('modale') zorggebruiker en niet hoeft uit te gaan van de gemiddelde minst draagkrachtige zorggebruiker.

ECLI:NL:HR:2019:853

Fiscaal

Toetsing niet-voorzettingseis op moment voltooien vereffening
Fiscale eenheid X had een verlieslatende buitenlandse deelneming (A) waarvan het liquidatieproces in 2010 is voltooid. In 2002 was een deel van de activiteiten van deze deelneming overdragen aan X' groepsmaatschappij B, die in 2003 is verkocht aan een derde. Aangezien een liquidatieverlies op een buitenlandse deelneming (zoals A) slechts kan worden genomen als alle activiteiten zijn beëindigd en niet gedeeltelijk binnen het concern zijn voortgezet (de zogenaamde niet-voortzettingseis), is de vraag of in 2010 het verlies ter zake van de liquidatie van A in aftrek kan komen, ondanks de gedeeltelijke overdracht en voortzetting van A's activiteiten door B. Volgens de HR is deze aftrek mogelijk omdat B ten tijde van de voltooiing van de vereffening in 2010 niet meer tot het concern van X behoorde en A's activiteiten toen dus niet meer binnen het concern werden voortgezet.

ECLI:NL:HR:2019:886

Meld u aan voor de Hoge Raad News Update
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner