hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 26 | Onoverdraagbaarheidsbeding met goederenrechtelijke werking leidt steeds ook tot onverpandbaarheid
1 juli 2022
1 juli 2022

CIVIEL

Onoverdraagbaarheidsbeding met goederenrechtelijke werking leidt steeds ook tot onverpandbaarheid
Uit art. 3:81, lid 1 BW en art. 3:228 BW volgt dat een recht van pand alleen kan worden gevestigd op voor overdracht vatbare goederen. De HR oordeelt dat dit betekent dat een contractueel onoverdraagbaarheidsbeding met goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW niet alleen tot onoverdraagbaarheid leidt, maar steeds ook tot onverpandbaarheid.

ECLI:NL:HR:2022:984

CIVIEL

Aan voorwaarde tot zekerheidstelling bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan geen dwangsom worden verbonden
Het hof heeft bij tussenarrest aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbonden dat binnen zeven dagen na het arrest zekerheid wordt gesteld, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De HR oordeelt dat de voorwaarde tot zekerheidstelling als bedoeld in art. 233, lid 3 en art. 235 Rv niet kan worden aangemerkt als een hoofdveroordeling in de zin van art. 611a Rv, nu deze geen bevel tot zekerheidstelling inhoudt en evenmin het karakter heeft van een verbod om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Een dergelijke voorwaarde kan mitsdien niet worden versterkt met een dwangsom.

ECLI:NL:HR:2022:987

CIVIEL

Toepassing 'tenzij-bepaling' art. 7:755 BW: geen inzicht opdrachtgever in omvang meerkosten vereist
De aannemer kan ingeval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen (de 'tenzij-bepaling' in art. 7:755 BW). De HR oordeelt dat bij de toepassing van de tenzij-bepaling niet van belang is of de opdrachtgever ook inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten. Het is aan de opdrachtgever om zich desgewenst te verstaan met de aannemer omtrent de omvang van de prijsverhoging en vervolgens te beslissen of hij het gewenste meerwerk wil opdragen. De opdrachtgever is, conform art. 7:752, lid 1, eerste zin, BW in verband met het bedoelde meerwerk – indien het bedrag van de verhoging niet is bepaald of daarvoor slechts een richtprijs is bepaald – een redelijke prijs verschuldigd.

ECLI:NL:HR:2022:989

FISCAAL

Nederland mag heffen over Zwitserse rente-inkomsten op basis van remittancebepaling in belastingverdrag met Malta
A BV is opgericht naar Nederlands recht. Omdat de feitelijke leiding van A BV zich op Malta bevindt, is Malta op basis van het belastingverdrag met Malta ('het Verdrag') de fiscale woonplaats van A BV. A BV heeft een vordering op haar in Zwitserland wonende aandeelhouder. De rente daarop is schuldig gebleven. Deze rente wordt in Malta (nog) niet belast omdat Malta heft wanneer de rente is overgemaakt naar Malta of daar ontvangen is (“remittance”). Nederland heft over het rente-inkomen op grond van de remittancebepaling van art. 2, lid 5 van het Verdrag. De HR bevestigt het oordeel van het hof dat deze bepaling ook ziet op inkomsten die niet afkomstig zijn uit de verdragslanden en dat Nederland heffingsrecht toekomt.

ECLI:NL:HR:2022:974

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:
Sylvia Dikmans

Key Contact

Amsterdam
Tax Lawyer | Partner