Stichting niet ontvankelijk in collectieve actie tegen AbbVie wegens gebrek aan belang

9 juli 2025

Stichting Farma ter Verantwoording (FTV) is niet-ontvankelijk in haar collectieve actie tegen farmaceutisch bedrijf AbbVie. Dat oordeelde de rechtbank Amsterdam op 9 juli 2025. Volgens de rechtbank heeft FTV onvoldoende belang bij haar vorderingen, waardoor de inhoudelijke beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen van AbbVie achterwege blijft.

FTV vorderde bij de rechtbank in deze algemeenbelangactie een verklaring voor recht dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld door tijdens de octrooiperiode (2004-2018) een te hoge prijs te rekenen voor het medicijn adalimumab (merknaam: Humira). Volgens FTV leidde dit tot verdringing van wettelijk verzekerde basiszorg en daarmee tot schending van fundamentele mensenrechten, waaronder het recht op leven (artikel 2 EVRM). FTV stelde op te komen voor alle personen die aanspraak (kunnen) maken op deze zorg (de “belanghebbenden”). Daarnaast had Abbvie volgens FTV onrechtmatig gehandeld jegens de belanghebbenden door misbruik te maken van haar economische machtspositie (art. 102 VWEU en/of 24 Mw). 

De rechtbank overweegt dat het feit dat FTV ten behoeve van het algemeen belang een maatschappelijk relevant vraagstuk aan de orde stelt of als gevolg van een excessieve prijs van een geneesmiddel verdringing heeft plaatsgevonden van noodzakelijke zorg, nog niet betekent dat zij voldoende belang heeft bij hetgeen zij in deze procedure specifiek vordert, zoals bedoeld in artikel 3:303 BW.

De rechtbank concludeert dat FTV dat belang niet heeft. Wordt enkel een verklaring voor recht gevorderd, zoals in deze zaak, dan dient de gevorderde verklaring voor recht de eiser (in dit geval: de nauw omschreven groep voor wie wordt opgekomen) baat te brengen of een remedie te bieden in haar rechtsverhouding tot de gedaagde. Over het verkrijgen van genoegdoening of erkenning door de vaststelling dat onrechtmatig is gehandeld, heeft FTV niets gesteld. FTV beoogde met deze algemeenbelangactie ook geen schadevergoeding te verkrijgen voor de belanghebbenden. De (financiële) belangen van bijvoorbeeld zorgverzekeraars die te veel zouden hebben betaald voor Humira, zijn volgens de rechtbank belangen van derden, waarvoor FTV niet was opgekomen. Tot slot heeft de gevorderde verklaring voor recht slechts betrekking op een inmiddels afgesloten periode (ruimschoots) in het verleden, zodat toewijzing ervan niet zou leiden tot een wijziging in de rechtsverhouding tussen de belanghebbenden en AbbVie doordat met die vaststelling aan het voortduren van onrechtmatig handelen een einde wort gemaakt. 

Daarmee ontbreekt volgens de rechtbank het vereiste belang bij de vordering. Het willen verkrijgen van algemene, voor toekomstige gevallen geldende normen zonder dat daarvan enig rechtsgevolg uitgaat op de rechtsverhouding tussen de in de collectieve procedure betrokken partijen (dat wil zeggen: FTV/de nauw omschreven groep en Abbvie) is daarvoor onvoldoende. 

In een voorafgaand tussenvonnis had de rechtbank FTV wel ontvankelijk verklaard na toetsing van de criteria onder de WAMCA (art. 3:305a BW). In dat tussenvonnis had de rechtbank de collectieve actie als algemeenbelangactie aangemerkt. Op grond daarvan golden lichtere ontvankelijkheidseisen. De rechtbank ging toen voorbij aan AbbVies verweer dat geen sprake was van een algemeenbelangactie omdat de vorderingen een opmaat konden zijn voor toekomstige schadevergoedingsacties. Dit komt FTV nu juist in de eindfase duur te staan.

Zie onze News Update over het tussenvonnis: Claim tegen farmaceutisch bedrijf als algemeenbelangactie wel ontvankelijk
Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Rotterdam
Advocaat | Partner