Hoge Raad: HR verduidelijkt termijnen voor voeging in cassatie

12 december 2025

De Hoge Raad oordeelt dat voor een incidentele vordering tot voeging in cassatie geen wettelijke termijn geldt en dat het uiterste moment wordt bepaald door de eisen van een goede procesorde. Verder bevestigt de HR dat vorderingen uit coronasteunmaatregelen op grond van art. 3:83 BW overdraagbaar en verpandbaar zijn. Ten slotte benadrukt de HR dat doorbreking van het advocatenverschoningsrecht slechts bij zeer uitzonderlijke omstandigheden mag en dat ook bij digitale gegevens de art. 98 Sv-procedure via de rechter-commissaris moet worden gevolgd.

Hoge Raad verduidelijkt termijnen voor voeging in cassatie

Civiel

De HR overweegt dat voor een incidentele vordering tot voeging in cassatie geen wettelijke termijn geldt. Het uiterste tijdstip daarvoor wordt bepaald door de eisen van een goede procesorde. Als de verweerder is verschenen geldt als uitgangspunt dat het verzoek tot voeging moet worden gedaan vóór of op de datum waarop de verweerder zijn verweerschrift moet indienen. Als de verweerder niet is verschenen, geldt als uitgangspunt dat het verzoek tot voeging moet worden gedaan vóór of op de datum waarop tegen de verweerder verstek wordt verleend.

ECLI:NL:HR:2025:1888

Coronasteunvorderingen overdraagbaar en verpandbaar

Civiel

Centraal in deze zaak stond de overdraagbaarheid van vorderingen van ondernemers op de overheid uit hoofde van een aantal coronasteunmaatregelen. De steunmaatregelen in kwestie hadden tot doel het ontslag van werknemers te voorkomen en ondernemingen overeind te houden. Door de rechtbank is geoordeeld dat de vorderingen op grond van art. 3:83 BW overdraagbaar en verpandbaar zijn. De HR overweegt in sprongcassatie dat dit oordeel juist is. Hoewel onder bijzondere omstandigheden de aard van een vorderingsrecht zich ertegen kan verzetten dat een vorderingsrecht overdraagbaar en dus verpandbaar is, kon de rechtbank in dit geval oordelen dat dergelijke omstandigheden zich niet voordeden.

ECLI:NL:HR:2025:1897

Bevestiging van strikte waarborgen rond geheimhouderinformatie

Straf

De HR vernietigt een beschikking van de rechtbank Amsterdam over het doorbreken van het advocatenverschoningsrecht bij anoniem aangeleverde geluidsopnamen in een onderzoek naar mogelijke omkoping/oplichting door een advocaat. De HR benadrukt dat ook bij digitale gegevens de art. 98 Sv-procedure via de RC moet worden gevolgd en dat doorbreking slechts bij zeer uitzonderlijke omstandigheden mag, met een zwaar gemotiveerde afweging. De rechtbank motiveerde onvoldoende hoe de belangen van andere cliënten worden beschermd en welke passages precies worden vrijgegeven. De zaak is terugverwezen voor een nieuwe beoordeling.

ECLI:NL:HR:2025:1788

This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.