Onder Rome I ook rechtskeuze mogelijk voor een deel van het recht van een land en niet uitsluitend het geheel
Civiel
Art. 3 lid 1 Rome I bepaalt dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Bij hun keuze kunnen de partijen het toepasselijke recht aanwijzen voor een overeenkomst in haar geheel of voor slechts een onderdeel daarvan. In het kader van een geschil over aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens een transport over zee twistten partijen over de geldigheid van de rechtskeuze in de cognossementsvoorwaarden. Gekozen was voor de toepasselijkheid van de U.S. Carriage of Goods by Sea Act (US Cogsa) waarbij aan het Nederlandse recht aanvullende werking werd toegekend. In cassatie werd geklaagd dat de cognossementsvoorwaarden geen geldige rechtskeuze bevatten omdat de US Cogsa geen rechtsstelsel vormt, maar slechts een deel van een rechtsstelsel. De HR beslist evenwel dat bij een rechtskeuze op de voet van art. 3 lid 1 Rome I niet is uitgesloten dat partijen ook een deel van een statelijk rechtsstelsel kunnen aanwijzen als het toepasselijke recht en niet uitsluitend dat stelsel in zijn geheel.
Verduidelijking rechtspositie van Curaçaose bestuurders die aansprakelijk zijn gesteld voor belasting- en premieschulden
Civiel
In antwoord op prejudiciële vragen over de rechtspositie van bestuurders van Curaçaose vennootschappen die door de Ontvanger van het land Curaçao aansprakelijk zijn gesteld voor belasting- en premieschulden, zet de HR uiteen over welke rechtsmiddelen een bestuurder beschikt en tot welke rechter deze zich kan wenden.
Een beroep op de belastingrechter door de bestuurder is uitgesloten omdat bestuurdersaansprakelijkheid onder Curaçaos recht rechtstreeks voortvloeit uit de wet en niet berust op een aan de bestuurder opgelegde aanslag of beschikking. Alleen de vennootschap zelf kan in beroep bij de belastingrechter tegen een aan haar gerichte aanslag of beschikking en niet de bestuurder. Dit is anders als de landsverordening voorziet in een disculpatiemogelijkheid. Een beroep daarop leidt tot een aan de bestuurder gerichte beschikking waartegen weer beroep openstaat bij de belastingrechter.
De bestuurder kan zich wel wenden tot de burgerlijke rechter door (i) verzet of (ii) het aanhangig maken van een executiegeschil of een bodemprocedure. De beoordeling van het verzet is echter beperkt tot de aansprakelijkstelling en strekt zich niet uit tot de onderliggende aanslag of beschikking. Dit is anders bij een executiegeschil of een gewone civiele bodemprocedure. In die procedures kan de burgerlijke rechter wel treden in de materiële juistheid van de onderliggende aanslag of beschikking, ook als daarover onherroepelijk is geoordeeld door de belastingrechter. In dit opzicht wijkt het Curaçaose recht af van het Nederlandse en Arubaanse.
In de gevallen waarin een landsverordening een disculpatiemogelijkheid voor de bestuurder biedt, kan de burgerlijke rechter geen kennis nemen van een beroep daarop wegens het openstaan van een fiscale rechtsgang. Biedt een landsverordening geen disculpatiemogelijkheid dan komt de bestuurder überhaupt geen beroep daarop toe. De omstandigheid dat elders in het Koninkrijk wel een wettelijke disculpatiemogelijkheid bestaat, maakt dat niet anders omdat de verschillen tussen wetgeving te groot zijn om die met toepassing van het concordantiebeginsel te overbruggen, aldus de HR. Dit laat onverlet dat bestuurders bij de burgerlijke rechter een beroep kunnen doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid tegenover de Ontvanger.