Voor de zelfmeldingskorting moet de rechtspersoon vrijwillig, volledig en tijdig mogelijke strafbare feiten melden aan het OM, inclusief relevante gegevens en documenten en de vermogensbestanddelen die mogelijk uit de strafbare feiten afkomstig zijn. Om in aanmerking te komen voor de tweede kortingsvariant dient de rechtspersoon volledige medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek te verlenen, zoals het beschikbaar stellen van relevante gegevens en medewerkers voor verhoor, niet belemmeren van de procedure, voorkomen van beïnvloeding van bewijs en getuigen, en het aanwijzen van relevante gegevens in het bezit van een derde en vermogensbestanddelen afkomstig uit de strafbare feiten. Verschoningsgerechtigde informatie hoeft niet te worden verstrekt.
Als het OM van oordeel is dat niet voldoende aan de voorwaarden is voldaan, dan kan een lager kortingspercentage worden toegepast of achterwege worden gelaten. De Aanwijzing biedt verder de mogelijkheid voor een rechtspersoon om op anonieme basis bij het OM te toetsen of de Aanwijzing van toepassing zou kunnen zijn op de geschetste casuspositie.
Het is mogelijk om vooraf, tijdens of na een zelfmelding, zelfonderzoek uit te voeren. Dat kan invloed hebben op het kortingspercentage. Het OM beoordeelt of het zelfonderzoek bijdraagt aan de waarheidsvinding, of het de rechten van slachtoffers waarborgt en of deze voldoende grondig en betrouwbaar is. Daarin weegt het OM onder andere mee of het zelfonderzoek voldoende objectief en deskundig is uitgevoerd en of de onderzoeker zich heeft gehouden aan wet- en regelgeving en eventuele gedrags- of beroepsregels.
De Aanwijzing treedt op 1 januari 2025 in werking.